GOD MET ONS!!!!

LEZEN: 1 Johannes 1:1-4

1 Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het WOORD DES LEVENS
2– het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is –
3 hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.
4 En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij.

Als Jozef te horen krijgt dat het Kind, dat door Maria wordt gedragen een speciaal Kind is en dat het niet het resultaat is van een geheime escapade, maar dat het Kind was verwekt door de Heilige Geest, voegde te engel in de droom een oudtestamentische belofte toe uit Jesaja 7:14:

23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: GOD MET ONS. (Mattheus 1:23).

God gaat onze fysieke wereld binnenkomen in de gestalte van ‘een mens onder de mensen’. Hij, namelijk het Woord, wat was van den beginne, het Woord, dat bij God was en dat God was, dat Woord dat is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (zie Johannes 1:1 en 14).

Johannes getuigt hiervan in de aanhef van deze brief. Hij heeft het Woord in zijn menselijke hoedanigheid gehoord, gezien met zijn eigen ogen, hij heeft het zelfs aanschouwd, ofwel bekeken, bestudeerd. Ook heeft hij het Woord des Levens met zijn handen getast, dus aangeraakt en gevoeld.
Als je al deze en ook andere teksten hierbij bestudeerd dan is overduidelijk dat voor Johannes vast stond dat Jezus Christus God is en niet zomaar een mens.

Al vroeg in de kerkgeschiedenis wordt er twijfel gezaaid over deze waarheid, de opkomst van de Gnostiek is één van die stromingen, die de godheid van Jezus betwijfelen, ook de enorme invloed vanuit het jodendom speelt hierin een grote rol. De gedachte dat de Messias God zelf zou zijn is voor joden ondenkbaar, omdat ze hun messias zien als de zoon en opvolger van David. Jezus was zelfs gekruisigd juist omdat Hij beweerd had dat Hij Gods Zoon (dus God) was (Joh.19:7).

Ook in deze tijd zien we verschillende stromingen ontstaan die twijfelen aan de godheid van Jezus. De messiaanse beweging is daar het meest prominent in. Vanuit het streven om terug te keren naar de bijbel als geheel en daarbij ook terug te keren naar de Torah als leidraad voor het leven, hebben velen binnen deze beweging hun oren te luisteren gelegd bij de, op de Talmoed gebaseerde joodse traditie. Onder invloed hiervan is men ook gaan twijfelen aan de godheid van Jezus. Jezus mag dan op een bepaalde manier nog wel gezien worden als God, maar dan niet gezien vanuit zijn wezen, maar als een soort beloning voor een geleverde prestatie, Hij is dus niet God in wezen, maar heeft als het ware als eerste de staat van goddelijkheid bereikt.
Deze manier van denken, namelijk dat wij de status van goddelijkheid kunnen bereiken is kenmerkend voor nagenoeg alle wereldse stromingen, zoals hindoeïsme, boeddhisme, als ook de meer ‘christelijke’ mystieke stromingen

Het resultaat is dat het evangelie in zijn essentie wordt aangetast. Het wezenlijke verschil tussen bovengenoemde stromingen en het ware evangelie is dat in deze stromingen de mens god kan worden en in het evangelie dat God mens geworden is. In Genesis 3 zegt de slang tegen de vrouw dat zij als god kan zijn, deze leugen is dan ook terug te vinden in alle wereldse godsdiensten. Paulus verwoordt het in Filippenzen 2:5-11 als volgt:

5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,
6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,
7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.
8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.
9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!

Twijfel aan deze waarheid staat gelijk aan het ondergraven van het wezen, de essentie van het evangelie.

Onderdeel van de spiegel is dan ook deze toets op inhoud. Om behouden te zijn en dus aanspraak te maken op het eeuwige leven benoemd in 1 Johannes 5:13 moet deze waarheid als een paal boven water staan. Weigeren om deze waarheid te omarmen plaats ons in een zeer discutabele positie ten opzichte van de gegeven belofte, dat we eeuwig leven hebben.
Nog een keer die bewuste tekst:

Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt. (1 Johannes 5:13)

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

EEN NIEUW BEGIN?

LEZEN: 1 Johannes 1:1-4

1 HETGEEN WAS VAN DEN BEGINNE, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het WOORD DES LEVENS
2– het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is –
3 hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.
4 En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij.

Johannes 1:1-3

1 IN DEN BEGINNE was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
2 Dit was in den beginne bij God.
3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.

Genesis 1:1

1 IN DEN BEGINNE schiep God de hemel en de aarde.

De eerste zinsnede in deze brief van Johannes roept bij mij onmiddellijk associaties op met twee andere teksten in de bijbel die te maken hebben met een begin. De bijbel begint met een begin, het evangelie van Johannes begint met een begin en deze brief spreekt van een begin. De vraag die gesteld kan worden of we spreken van hetzelfde begin of dat er sprake is van verschillende situaties die een begin aangeven. Wat mij betreft lijkt het erop dat, terwijl Genesis 1 het begin aangeeft van onze fysieke wereld, hemel en aarde, dat Johannes terug gaat naar de situatie die daaraan voorafgaat en die de basis vormt voor de schepping van onze hemel en aarde. Al voor de schepping is het Woord des Levens, namelijk Jezus Christus. Al voor de schepping legt de Vader het ontwerp van de schepping in zijn Zoon, om deze vervolgens tot stand te zien komen door de Zoon. In de brief aan de Kolossenzen spreekt Paulus hier ook van in Kolossenzen, 1:15-17:

15 Hij (Jezus) is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping,
16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;
17 en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem;

Kijkend in de spiegel mogen we ons afvragen of we werkelijk begrijpen dat Hij, namelijk Jezus Christus, het begin is van alle dingen en dat alle dingen, ook wij dus, in Hem en door Hem en tot Hem geschapen zijn. Hoe zullen wij ooit kunnen begrijpen wat onze bestemming is, namelijk het eeuwige leven, als we niet eerst begrijpen wat onze oorsprong is. Jezus zegt van zichzelf in Openbaring 22:13

Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het BEGIN en het einde.

Het hele heilsplan van God is door de Vader eerst in zijn Zoon gelegd, namelijk het Lam dat geslacht is voor de grondlegging van de wereld (Openbaring 13:8). Als we niet wezenlijk begrijpen dat Jezus Christus de oorsprong is, hoe zullen we dan deel kunnen aan de eindbestemming, die beschreven staat in 1 Johannes 5:13?

Durven we in de spiegel te kijken en ook de inhoud van ons geloof te toetsen aan het WOORD? Als we al twijfelen aan datgene wat om ons heen is, de hemel en aarde die door God geschapen zijn, hoe zullen we dan ooit kunnen wandelen in de zekerheid van een toekomstig, voor ons onzichtbaar eeuwig leven?

PROCLAMATIE

1 Korinthiërs 2:9

Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

EEN KIJKJE IN DE SPIEGEL

LEZEN: 1 Johannes 5:13

13 Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.

De Heer heeft op mijn hart gelegd om samen met de bidders die de gebeds-apps van 24-7-gebed ontvangen tijd te nemen om eens serieus in de spiegel te kijken. Is datgene wat we denken over onszelf en over onze relatie met Jezus ook echt de ultieme realiteit in ons leven.
In 2 Corinthiërs 13:5 daagt Paulus de gemeente uit om de proef op de som te nemen en zich af te vragen of ze wel echt geloven.

5 Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.

Ik zelf ben opgegroeid in een gereformeerd nest en daar werd geleerd dat als je eenmaal bij de kring van de uitverkorenen behoorde dat je dan niet meer verloren kon gaan. Men beriep zich dan op de calvinistische leerstelling over DE VOLHARDING VAN DE HEILIGEN, een van de vijf basis leerstellingen binnen het calvinisme. Als je eenmaal uitverkoren was dan was de uitkomst zeker, los van welke persoonlijke verantwoordelijkheid dan ook. Door de jaren heen ben ik gaan inzien dat God ons een vrije wil gegeven heeft, die ons in staat stelt al of niet voor God, voor Jezus te kiezen en Hem al of niet werkelijk lief te hebben.

Paulus schrijft in Efeziërs 2:8-9

8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God;
9 NIET UIT WERKEN, opdat niemand roeme.

Binnen het kader waarin ik ben opgevoed wordt keuzevrijheid gelinkt aan WERKEN, en om dat het niet uit werken is kan de vrijheid om te kiezen niet bestaan. Het is uitsluitend God die soeverein kiest wie wel en wie niet tot de kring behoord die behouden zijn.
De tekst van Paulus aan de gemeente in Korinthe is daar duidelijk mee in tegenspraak Paulus formuleer het zo in Filippenzen 2:12-13

12 Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, UW BEHOUDENIS BEWERKEN MET VREZE EN BEVEN,
13 want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

Bij Paulus kunnen keuzevrijheid en soevereiniteit van God prima naast elkaar bestaan. Dat betekent dan ook dat de volharding van de heiligen, zowel Gods verantwoordelijkheid is als ook onze verantwoordelijkheid. De zinsnede uit het boek Jozua namelijk uit Jozua 24:15 :…kiest dan heden, wie gij dienen zult…, is dan ook voor ons van toepassing. Het is dan ook goed om tijd te nemen om regelmatig in de spiegel te kijken om vast te stellen of we zijn waar we moeten zijn. De vraag is niet alleen hoe ik begonnen ben, maar ook of datgene wat wellicht jaren geleden begonnen is ook vandaag nog steeds de ultieme realiteit van mijn leven is.

Hiervoor gaan we de komende tijd in de spiegel kijken die Johannes ons in zijn eerste brief gegeven heeft. En houdt er rekening mee dat hier en daar best wel eens iets op losse schroeven kan komen te staan, maar ontvang dit dan als de genade van God die ons wil brengen op onze bestemming. Hij reikt naar ons uit omdat Hij zielsveel van ons houdt en niet kan verdragen dat ook maar één van ons verloren zou gaan.

We zijn begonnen met het lezen van 1 Johannes 5:13, aan de hand van de hele brief gaan we ons afvragen of de eindconclusie ook voor ons van toepassing is.

13 Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Jezus Christus en die gekruisigd

Lezen 1 Corinthiërs 1:18 – 2:5

Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden is het een kracht Gods

In dit gedeelte van de brief probeert Paulus ons duidelijk te maken dat wij geplaatst zijn in een totaal andere werkelijkheid dan de mensen om ons heen, met geheel andere principes.

In het gedeelte hiervoor gaat het over de verdeeldheid in de gemeente, die veroorzaakt lijkt te zijn door het “bewandelen van eigen stokpaardjes”. Ieder heeft zo zijn eigen gedachtenlijn met zijn eigen argumenten, gekoppeld aan een persoon die daar het beste bij past:

12…dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En ík van Apollos! En ík van Kefas! En ík van Christus!

De gemeente van Korinthe lijkt hier te zijn meegenomen in een manier van denken en redeneren zoals de Griekse wijsgeren in Athene. Ze zijn terecht gekomen in bespiegelingen over het evangelie, echter deze bespiegelingen zijn puur theoretisch en dragen praktisch niets meer bij. Ze zijn verworden tot een soort wijsgerige discussiegroep en de ene is nog lyrischer over zijn verworven inzicht dan de ander.
De kern van het evangelie is volledig zoek.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de Griekse manier van denken en redeneren in Korinthe, maar dit geldt ook voor elke andere manier van eigenzinnig denken in welke tijd dan ook. Vul zelf maar in welk scala aan mogelijkheden hierin is.

Paulus confronteert deze gang van zaken NIET door hen aan te sporen tot eenheid, (want met deze manier van denken gaat dat toch niet lukken) maar hij brengt hen terug naar Góds manier van denken, die volledig haaks staat op onze verschillende menselijke manieren van denken.
Je zou kunnen zeggen dat de weg naar eenheid niet is die van de verstandhouding, maar de weg die terug gaat naar het hart van God en naar Zijn manier van denken.

Jesaja 55:8-9 zegt:

8 Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren.
9 Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.

God wil zijn Naam bekend maken in deze wereld. Daarvoor kiest Hij een volk en een gemeente die bereid is om “niets” te willen zijn. Dat betekent dat hoe meer van óns zichtbaar wordt hoe meer er een sluier over Gód en de openbaring van Zijn Naam komt te liggen. Maar wanneer wij functioneren als lege kanalen, juist dan kan en zal Hij zich openbaren door ons heen.

Ik heb jaren met de vraag rond gelopen hoe we op een dusdanig aansprekende manier het evangelie aan de man kunnen brengen, dat mensen overtuigd worden van het “gelijk” van het evangelie, en dus wel tot geloof moeten komen.
Veel later heb ik mij moeten realiseren dat we met argumenten, hoe goed ook, een ander nooit zó zullen kunnen overtuigen dat ze echt tot geloof komen. Ik heb moeten leren dat we de ‘Jood en de Griek’ toch niet kunnen overtuigen. Ze ergeren zich alleen maar of vinden het grote onzin.

Ik heb moeten besluiten om het evangelie zelf onverbloemd te onderwijzen in het vertrouwen dat God de rest doet. Ik begreep opeens de woorden van Paulus toen hij zei in 1Kor.2:1-5:

1 Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.
2 Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd.
3 Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u;
4 mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht,
5 opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.

Zullen wij, in deze moeilijke tijd, waarin we geconfronteerd worden met van alles en nog wat, dat gebaseerd is op “wijsheid van mensen”, gewoon besluiten om niet anders meer te doen dan simpel Jezus Christus en die gekruisigd, onverbloemd te verkondigen?

Kunnen we accepteren dat als mensen het onzin vinden zoals de Grieken in de tekst, dat dat dan hun eigen verantwoordelijkheid is en niet de onze? En dat wanneer ze zich ergeren zoals de Joden in dit gedeelte, dat dat dan hun probleem is en niet het onze?

Begrijpen we dat als we hier in gaan staan, dat wij dan volledig terug stappen van eigen overtuigingskracht en dat we God gewoon door ons heen Zijn werk laten doen door Zijn Geest?

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

IK HAAST MIJ EN AARZEL NIET…

Psalm 119:57-64

57 De Here is mijn deel, ik heb beloofd
uw woorden te onderhouden.
58 Van ganser harte zoek ik uw gunst,
wees mij genadig naar uw belofte.
59 Ik overdenk mijn wegen,
ik wend mijn voeten naar uw getuigenissen.
60 Ik haast mij en aarzel niet
om uw geboden te onderhouden.
61 Hoewel strikken der goddelozen mij omgeven,
ik vergeet uw wet niet.
62 Te middernacht sta ik op om U te loven
wegens uw rechtvaardige verordeningen.
63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen,
en van hen die uw bevelen onderhouden.
64 De aarde is vervuld van uw goedertierenheid, o Here,
leer mij uw inzettingen.

In dit gedeelte krijgen we een spiegel voorgehouden.
Willen staan voor het doen van de wil van God, onze toewijding dus, betreft alle facetten van ons leven. We beloven God om voor Hem te leven, dat doen we met heel ons hart. We mogen hierbij staan in Gods genade.

Overdag actief bezig, de voeten geschoeid, ’s nachts aan zijn voeten en Hem groot maken. We hoeven hierin ook niet alleen te staan, maar mogen samen optrekken met anderen die God vrezen.

Op deze manier mogen we de goedertierenheid van God steeds dieper leren kennen, niet in een afwachtende houding, maar al doende, actief dus.

We houden niet terug, maar haasten ons om Gods wil te doen.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

TROUW… VANWEGE DE HOOP…

Psalm 119:49-56

49 Gedenk het woord tot uw knecht,
omdat Gij mij hoop hebt gegeven;
50 dit is mijn troost in mijn ellende,
dat uw belofte mij levend maakt.
51 Hoezeer overmoedigen mij bespotten,
van uw wet wijk ik niet.
52 Als ik denk aan uw verordeningen van ouds,
o Here, dan ben ik getroost.
53 Verontwaardiging greep mij aan vanwege de goddelozen,
die uw wet verlaten.
54 Uw inzettingen zijn mij tot snarenspel
in het huis van mijn vreemdelingschap.
55 Des nachts gedenk ik uw naam, o Here,
en onderhoud ik uw wet.
56 Dit is mij ten deel geworden,
omdat ik uw bevelen bewaar.

In dit gedeelte spreekt de psalmist over de hoop die God hem gegeven heeft en dat deze hoop hem motiveert om trouw te blijven aan God en zijn geboden, trouw aan de opdracht die God hem gegeven heeft. Hoop is de toekomst die voor ons is weggelegd.
Ik moet ook denken aan de woorden van Jezus in Mattheus 24, we worden uitgedaagd om wakker te zijn, echter niet op een manier waarop we het kwaad moeten bestrijden, maar trouw moeten blijven aan onze opdracht.

Mattheus 24 :42-51

42 Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.
43 Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken.
44 Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.
45 Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven?
46 Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.
47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.
48 Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen:
49 Mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en drinken,
50 dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur,
51 dat hij het niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der huichelaars doen delen. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

In deze gelijkenis wordt duidelijk dat wakker zijn gekoppeld is aan onze opdracht om onze medeslaven te voeden. De manier om waakzaam te blijven is door simpel te blijven bij de taak die voor ons is weggelegd om het evangelie te verkondigen in deze wereld. Als we dat niet doen, dan zorgt onze ongehoorzaamheid of misschien zelfs wel onze privé-agenda er voor dat we de omstandigheden die er op duiden dat de komst van Jezus aanstaande is niet zullen herkennen.
Waakzaam zijn betekent niet dat we steeds weten hoe het zal zijn, maar door te doen wat van ons gevraagd wordt, zullen we wakker zijn en blijven.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

OPDAT IK IETS HEB OM TE ANTWOORDEN…

Psalm 119:41-48

41 Dat uw goedertierenheid over mij kome, o Here,
uw heil naar uw belofte;
42 opdat ik mijn smader iets hebbe te antwoorden,
want ik vertrouw op uw woord.
43 Neem het woord der waarheid niet geheel van mijn mond,
want uw verordeningen verbeid ik,
44 opdat ik uw wet bestendig onderhoude,
voor altoos en immer.
45 Dan zal ik wandelen op ruime baan,
want ik zoek uw bevelen.
46 Ook zal ik voor koningen over uw getuigenissen spreken
zonder mij te schamen.
47 Ik toch verlustig mij in uw geboden,
die ik liefheb;
48 daarom hef ik mijn handen op naar uw geboden die ik liefheb,
en overdenk ik uw inzettingen.

Kolossenzen 4:6

6 Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven.

Paulus wist dat hij ooit aan het hof in Rome zou staan, en ten overstaan van de keizer, getuigenis zou geven over van Jezus. Hem was bij zijn roeping verteld dat Hij voor koningen zou staan (zie Handelingen 9:15)

Als wij deel hebben aan Gods goedertierenheid en dit diep doorwerkt in ons leven, dan hebben we een getuigenis naar de mensen om ons heen, naar onze ‘smaders’, onze tegenstanders dus, en net zoals bij Paulus ook naar koningen, mensen in een positie van autoriteit.

Het belangrijkste getuigenis is niet zozeer de woorden die we spreken, maar de levenstijl die we uitleven in gehoorzaamheid aan God en Zijn geboden.

Ik moet denken aan een man uit Engeland die 40 jaar bij een ongelovig volk verbleef en daar niet in staat bleek om ook maar iets te bereiken met woorden. Na 40 jaar is deze man gefrustreerd thuis gekomen in Londen en teleurgesteld overleden. Een aantal jaren later ging een tweede groep naar deze zelfde bevolkingsgroep en zij begonnen te vertellen over Jezus. De reactie die ze kregen was: “Maar dit gaat over die man die hier 40 jaar bij ons heeft gewoond”. Op dit moment begonnen velen zich te bekeren en Jezus te aanvaarden. De man had 40 jaar lang laten zien wie Jezus is en mocht pas na zijn dood pas echt vrucht dragen.

Dit is een indrukwekkend verhaal, waaruit blijkt dat getuigen eerst en vooral ons leven betreft, daarna pas onze woorden.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

ONDERWIJS MIJ…

Psalm 119:33-40

33 Onderwijs mij, Here, de weg uwer inzettingen,
dan zal ik die bewaren ten einde toe.
34 Geef mij verstand, dan zal ik uw wet bewaren,
en haar van ganser harte onderhouden.
35 Doe mij het pad uwer geboden betreden,
want daarin heb ik lust.
36 Neig mijn hart tot uw getuigenissen
en niet tot winstbejag.
37 Wend mijn ogen af, zodat zij geen ijdele dingen zien,
maak mij levend door uw wegen.
38 Bevestig uw belofte aan uw knecht,
die uw vreze toegedaan is.
39 Wend mijn smaadheid af, die ik vrees,
want uw verordeningen zijn goed.
40 Zie, naar uw bevelen verlang ik,
maak mij levend door uw gerechtigheid.

Om de eindstreep te halen, moeten we de weg, die we gaan ook blijven bewandelen. We hebben het nodig om levenslang onderwezen te worden om de weg te kennen en om in staat te zijn de weg te blijven bewandelen.

Jezus zegt in Johannes 14: 6 “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”. Al deze aspecten vind je terug in dit gedeelte, de weg gaan, het pad betreden. Maar ook gewapend zijn tegen leugen en bemoedigd worden om door te gaan. “Maak mij levend door uw wegen”, in deze zin komt alles bij elkaar.

Wat ik nodig heb is dat ik een nederig en onderwijsbaar hart heb. Paulus spreekt in 2 Thessalonicenzen 2: 10 over het ontvangen van de “liefde voor de waarheid”, alleen zo kunnen we voorkomen dat we onderweg de weg kwijt raken.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

… MAAK MIJ LEVEND NAAR UW WOORD.

Psalm 119:25-32

25 Mijn ziel kleeft aan het stof,
maak mij levend naar uw woord.
26 Mijn wegen heb ik verhaald en Gij hebt mij geantwoord,
leer mij uw inzettingen.
27 Doe mij de weg uwer bevelen verstaan,
opdat ik uw wonderen overdenke.
28 Mijn ziel schreit van kommer,
richt mij op naar uw woord.
29 Doe de weg der leugen van mij wijken
en schenk mij genadig uw wet.
30 Ik verkies de weg der waarheid,
Ik stel uw verordeningen voor mij.
31 Ik klem mij vast aan uw getuigenissen,
o Here, maak mij niet beschaamd.
32 Ik zal de weg uwer geboden lopen,
want Gij verruimt mij het hart.

In dit gedeelte bezingt de psalmist zijn nood. In die nood klemt hij zich vast aan God en zijn woord, hij verwacht daardoor leven, richting en waarheid te vinden.

Deze hartshouding vinden we terug bij Jacob als hij strijd met God in Pniël. Als de zon opkomt en God hem wil verlaten klemt Jacob zich vast aan God met de woorden: “Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent” (Genesis 32:26). Dit is het moment waarop Jacob zijn nieuwe naam, Israël ontvangt. De psalmist weet, evenals Jacob, dat alleen God zijn hart kan verruimen.

Om de weg van de zegen te gaan, in een liefdevolle relatie met God, klemt hij zich, in een diepe afhankelijkheid, vast aan Hem en Zijn Woord.

Ook voor ons is dit de uitdaging. De zegen van God ontvangen we als we in totale afhankelijkheid ons vast klemmen aan Hem, en dat ook wij zeggen:

“Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent”

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

DOE WEL AAN UW KNECHT….

Psalm 119:17-24

17 Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven
en uw woord onderhouden.
18 Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe
de wonderen uit uw wet.
19 Ik ben een vreemdeling op aarde,
verberg uw geboden niet voor mij.
20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen
naar uw verordeningen te allen tijde.
21 Gij bedreigt de vervloekte overmoedigen,
die van uw geboden afdwalen.
22 Wentel smaad en verachting van mij af,
want ik bewaar uw getuigenissen.
23 Al zetten vorsten zich neder, al beraadslagen zij tegen mij,
uw knecht overdenkt uw inzettingen.
24 Ja, uw getuigenissen zijn mijn verlustiging,
zij zijn mijn raadslieden.

De psalmist lijkt erop gebrand te zijn in dit gedeelte, dat er geen obstakels zijn of komen die hem er van weerhouden zich te houden aan de geboden. Eerst vraagt hij dat God hem weldoet, zodat persoonlijke omstandigheden niet in de weg staan van zijn toewijding. Ook vraagt hij of God de wet voor hem ontsluierd, hij wil niet gehinderd worden door blinde vlekken. Hij zoekt naar duidelijkheid,

“Hoe moet ik dit lezen?” De passie die uit gedeelte spreekt, zelfs in confrontatie met tegenstanders die hem willen afbrengen van het pad dat hij bewandeld is evident. Hij kiest ervoor om tegen alle druk in Gods inzettingen te blijven overdenken. De getuigenissen zijn voor hem de ultieme bron van raad, zij zijn

“MIJN VERLUSTIGING, MIJN RAADSLIEDEN”

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen