Er is door de eeuwen heen sprake geweest van enorme misleiding in de christelijke wereld. We hoeven alleen maar te denken aan de tijd van de Spaanse Inquisitie, waar mensen op grond van het feit dat ze over een aantal aspecten anders zijn gaan geloven dan de grote, in mijn ogen misleide Room Katholieke Kerk voorschreef, op de brandstapel belandden.
Het is de duivel, de grote tegenstander van God, er natuurlijk alles aan gelegen om er voor te zorgen dat we weg worden geleid van de eenvoudige waarheid van het evangelie naar andere zaken die misschien wel lijken op het evangelie maar het net niet zijn, waardoor we beroofd worden van de eenvoudige boodschap die een kracht is tot behoud voor een ieder die gelooft (Romeinen 1:16).
Al in het begin van de bijbel zie je de tegenstander, in de persoon van de slang optreden, met maar één doel, namelijk het misleiden van de mensheid, zodat de mens niet meer afhankelijk zou zijn van en gehoorzaam zou zijn aan zijn Schepper. Dat we in plaats van God te aanbidden, wellicht onbedoeld, de duivel zouden gaan aanbidden.
In dit artikel wil ik een aantal zaken, die te maken hebben met misleiding belichten. Ik wil stilstaan bij een aantal misleidingen die in de bijbel genoemd worden, natuurlijk ook stilstaan bij de misleiding aller misleidingen, namelijk de zondeval. Daarnaast wil ik ook in de kerkgeschiedenis duiken om daar een aantal zaken, die bijbels gezien niet in de haak zijn, te belichten. Ook wil ik stilstaan bij onze moderne tijd en een aantal verleidingen die daar een rol spelen.
Eén van de dingen die ik ook wil aanstippen is hoe misleiding in zijn werk gaat, welke strategieën de tegenstander gebruikt om ons te verleiden om dingen anders te gaan zien. Een veel gehoorde opmerking in deze is: “Dat is niet meer van deze tijd” of “Tegenwoordig denken wij daar anders over”.
Het is niet de bedoeling om dit uitputtend te doen, ik beoog alleen maar om een aantal zaken aan te stippen, met de bedoeling dat we geprikkeld worden om God te gaan zoeken en antwoorden van Hem te verwachten.
Zondeval
De zondeval is beschreven in de bijbel in Genesis 3:1-24. God heeft zijn schepping voltooid, de mens geschapen als beelddrager van Hem. Hij heeft de mens vervolgens een plek gegeven om te leven in zijn aanwezigheid, de “Hof van Eden”, om daar in de avondkoelte met de mens te wandelen (Genesis 3:8). In deze hof, ook wel paradijs genoemd, had God de Boom deze Levens geplant, bedoeld om vrucht te geven die de mens eeuwig leven zou geven, en de “boom der kennis van goed en kwaad”. Deze laatste boom mocht de mens niet van eten, hij zou daarmee het recht op het eeuwige leven verliezen en sterven.
God heeft in deze opdracht de mens en zijn leven afhankelijk gemaakt van de gehoorzaamheid aan God. Liefde is vrijwillig en kan dus niet zonder het maken van keuzes. In de bijbel zie je dat vaak de verbinding gelegd wordt tussen aan de ene kant God liefhebben en andere kant Hem gehoorzaam zijn (Zie Johannes 14:15, 21, 23 en 1 Johannes 5:3).
Als op een goeie dag de mens wandelt in de hof, zet de slang, dat is de duivel, de aanval in, om de mens te verleiden om de gehoorzaamheid en de liefdevolle afhankelijkheid van God vaarwel te zeggen, en voortaan zijn eigen boontjes te doppen. Hij bedient zich daarbij niet van flagrante leugens, maar speelt heel subtiel in op gevoelens van de mens. Hij spreekt waarheid, maar niet de hele waarheid, hij gebruikt waarheid om daarin de leugen te verpakken.
…en zij(de slang) zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? (Genesis 3:1)
De waarheid is dat God gesproken heeft, de waarheid is dat er een boom is waar zijn niet van mochten eten, maar de suggestie dat dit geldt voor “enige boom” of te wel alle bomen is een leugen.
Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. (Genesis 3: 2-5)
Als de vrouw daarop reageert, komt de duivel met zijn grote aanval. Ook hier weer leugen verpakt in waarheid. De waarheid is dat we als God zullen zijn, kennende goed en kwaad. De leugen is dat we niet zullen sterven. De waarheid dat we als God zullen zijn is ook maar ten dele waar, we zullen soeverein zijn, afhankelijk van eigen inzicht, behept met een toenemende eigen verantwoordelijkheid. Wat de duivel er niet bij verteld is dat de macht om die verantwoordelijkheid waar te maken ons ontbreekt, omdat God dit aan zich gehouden heeft, zodat we alleen in totale afhankelijkheid van Hem in staat zijn Hem echt lief te hebben.
Het resultaat van de leugen is dat de vrouw met andere ogen naar de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad gaat kijken met als gevolg dat zij er beiden van gaan eten.
En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at.
(Genesis 3: 6)
Het resultaat is dat de mens onder de vloek komt te liggen en sterfelijk wordt. De toegang tot de boom des levens wordt hem ontzegd. Hij is op zichzelf teruggeworpen met alle gevolgen van dien. We hoeven de bijbel, en ook de krant, er maar op na te staan om te begrijpen wat dit inhoudt. De mens, geroepen om God lief te hebben en in afhankelijkheid van en gehoorzaamheid aan God te leven, en op die manier beelddrager te zijn van God (Genesis 1: 26) is teruggeworpen op zichzelf, en de heerlijkheid van God is weg.
De duivel is niet veranderd sindsdien. Hij bedient zich nog steeds van dezelfde methode om mensen te verleiden. Zijn aandacht gaat hier bij vooral uit naar mensen die God willen liefhebben en willen doen wat Hem behaagd. Ook vandaag maakt hij gebruik van waarheid om daarin zijn leugens te verpakken.
Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. (1 Petrus 5:8)
We moeten ervan uitgaan, dat de duivel ook vandaag nog steeds probeert om ons en de kerk weg te trekken van God. Het is dus opletten geblazen, ook vandaag nog.
De vroege kerk
Al heel vroeg in de kerk zie je dat er door de apostelen moet worden opgetreden tegen opkomende misleiding. De eerste grote aanval is op de vrijheid van de jonge christenen, door te proberen hen te overtuigen dat zij zich naar joods gebruik moeten laten besnijden, en vervolgens op hun manier[1]zich natuurlijk ook de wet van Mozes moeten gaan houden. Later vindt je ook misleidingen van een andere orde. Misleidingen die voortkomen uit populaire filosofieën en maatschappelijke ontwikkelingen. De duivel bedient zich hierbij van een bedenkelijke en gevaarlijke strategie, hij gaat met ons mee doen (Galaten 2:4, 1 Johannes 2:19. Judas 1:4). Naast de grote poging om de jonge kerk met wortel en tak uit te roeien, door de jonge christen gevangen te nemen en vaak ook te doden, dit in eerste instantie op initiatief van de joodse leiders en later ook door de romeinse overheid, bedient hij zich van methoden om de kerk van binnen uit kapot te maken, door de inhoud van de boodschap, soms subtiel, te veranderen en op die manier te ontkrachten. Deze aanval wordt in de bijbel het werk van de antichrist (1 Johannes 2:18-19) genoemd. Ik ga stil staan bij een viertal misleidingen waar de vroege kerk mee te maken kreeg, te weten:
- Joods Wettisisme (traditionele orthodoxie)
- Wetteloosheid (liberalisme)
- Nieuwe vrouwen (maatschappij kritisch)
- Griekse filosofie (moderne denken)
Joods Wettisisme
Nadat Paulus en Barnabas tijdens hun eerste zendingsreis een paar gemeenten gesticht hadden in het gebied van Zuid-Galatië, de gemeenten in Antiochië in Pisidië, Ikonium, Lystra en Derbe (Zie Handelingen 13:13 – 14:20) gaat het al vrij snel mis. We kunnen lezen dat onder druk van vervolging Paulus en Barnabas steeds maar kort bij de jonge gemeenten hebben kunnen blijven. Er is dus wel een basis gelegd, maar het is te begrijpen dat deze nog erg breekbaar is. Als dan ook direct daarna zogenaamde broeders uit de kring van de farizeeën daarnaar toe gaan om deze jonge christenen ervan te overtuigen, dat zij zich moet laten besnijden, dan is het verwarring troef. Het is dan ook niet verwonderlijk dat besloten wordt tot actie. Paulus en Barnabas worden naar Jeruzalem gestuurd om daar deze zaak aanhangig te maken bij de apostelen en oudsten van de gemeente aldaar (Zie Handelingen 15:1-34). Paulus verdedigt daarbij het evangelie zoals hij dat onder deze heidenen heeft verkondigd.
De achtergrond voor deze misleiding wordt gevonden in de joodse godsdienstige cultuur van die tijd. Al ver voor Christus was er sprake van de doop door onderdompeling, de zogenaamde proselietendoop. Als een niet-jood tot geloof in God kwam en deel wilde gaan uitmaken van het volk van God, dan werd deze gedoopt en vervolgens besneden en hij moest zich vervolgens aan de wet van Mozes gaan houden. De doop was bedoeld om de onreinheid weg te wassen, een heiden was namelijk onrein, de joodse overlevering verbied een jood zelfs om een heiden aan te raken omdat hij onrein is. Samen met een heiden in één huis zijn of met een heiden aan één tafel te zitten was dan ook uit den boze. Zelfs in de vroeg kerk, in de gemeente van Antiochië, speelde dit een rol (Galaten 2:11-14). Paulus verzet zich daar heftig tegen en corrigeert zelfs Petrus, wanneer deze ineens niet meer met heidenen aan één tafel wil zitten.
De brieven van Paulus
De brief van Paulus aan de Galaten is geschreven naar aanleiding van deze situatie. In het eerste hoofdstuk legt hij uit dat er sprake is van misleiding. In het tweede hoofdstuk van deze brief verdedigd Paulus zich tegenover de aanklachten van deze groep farizese joden. In hoofdstukken 3 en 4 legt hij uit wat het verschil is tussen het oude en nieuwe testament en de plaats die de wet inneemt in het evangelie. In hoofdstuk 5 vind je de correcte toepassing van de wet in de opdracht om de broeder lief te hebben (Galaten 5:13-14) en hoe we voor God vrucht mogen dragen in ons leven.
Ook in andere brieven vindt je verwijzingen naar ditzelfde probleem, zij het in een iets andere variatie. In de brief van Paulus aan de Kolossenzen gaat het dan niet meer om de besnijdenis, maar over eten en drinken en het houden van sabbat en feestdagen (Kolossenzen 2:16-17).
De brief aan de Romeinen ademt ook de sfeer van strijd. Paulus legt nadrukkelijk uit dat, in tegenstelling tot wat de joodse overlevering wil doen geloven, ook Joden niet gerechtvaardigd kunnen worden door het houden van de wet.
Dat is trouwens überhaupt niet mogelijk, ook niet in oudtestamentisch perspectief. Naast de 10-geboden zijn er de bepalingen voor de offers. Het lijkt mij dat als er een mogelijkheid was geweest om gerechtvaardigd te worden door het houden van de 10-geboden, deze offers overbodig zouden zijn. De bijbel zegt dat deze offers een voorafschaduwing zijn van de werkelijkheid, die in Christus Jezus is (Galaten 3:24, Kolossenzen 2:16-17, Hebreeën 9:9). De misleiding, die dus voort kwam uit de groep farizeeën is dus niet alleen vanuit nieuwtestamentisch perspectief, maar ook vanuit oudtestamentisch perspectief onbijbels.
Wetteloosheid
Een andere groep valse broeders wordt benoemd in de brieven van Petrus en Judas (2 Petrus 2, Judas 1:4). Deze misleiding is erop gericht, dat de genade zo groot is dat je maar raak kunt zondigen. Ook Judas spreekt van “zekere mensen, die zijn binnen geslopen”. Judas beschuldigd hen ervan dat zijn de genade veranderen in losbandigheid.[2]
Paulus besteed ook aandacht aan dit onderwerp in de brief aan de Romeinen, met name in hoofdstuk 6 spreekt hij tweemaal zijn ‘VOLSTREKT NIET’ uit op een vraag die te maken heeft met ‘bij de zonde blijven’ (Romeinen 6:1) en ‘zondigen, omdat we niet meer onder de wet zijn’ (Romeinen 6:15).
Ik heb al een aantal keren gehoord, vaak ook vanaf een podium, dat de genade zo groot is dat we wel door kunnen zondigen. Hoewel ik inderdaad geloof dat de genade groot genoeg is, schuilt hier toch een grote valkuil, namelijk dat we onverschillig worden over het feit dat we nog zondigen en daardoor geen ernst maken met de roep tot heiliging in de bijbel. De genade is gebonden aan voorwaarden, aan bekering en schuldbelijdenis. Als we God oprecht liefhebben willen we niet meer zondigen, hoewel we nog wel uit zwakheid soms de mist in gaan, hebben we van zonde niet ons bedrijf gemaakt (1 Johannes 3:9 (het woord doen kun je ook vertalen met bedrijven)). Heiliging is dan ook geen optie maar een opdracht (Hebreeën 12:14).
De nieuwe vrouwen
Als we in de bijbel lezen, hoe Jezus met vrouwen omging, dan blijkt daaruit dat Hij, in tegenstelling tot wat in die cultuur gebruikelijk was, vrouwen een volwaardige plaats gaf. Maria zat aan de voeten van Jezus (Lucas 10:38-42), deze plaats was in de toenmalige cultuur alleen voorbehouden aan mannen. Het ‘zitten aan de voeten van’ betekende dat je tot de kring van intieme leerlingen van een Rabbi behoorde. Paulus zat aan de voeten van Gamaliël (Handelingen 22:3). De vraag van Marta aan Jezus om ervoor te zorgen dat Maria haar ging helpen met bedienen, was dus niet alleen ingegeven door het feit dat Marta vond dat zij niet alleen voor alles wilde zorgen, maar ook ingegeven door de cultuur, die bepaalde dat in situaties zoals deze de plaats van de vrouw “in de keuken” was.
Jezus openbaarde zich na zijn opstandig eerst aan vrouwen, Paulus maakte veelvuldig gebruik van vrouwen in zijn apostolische bediening. En zo zijn er nog wel meer voorbeelden op te noemen van het feit dat vrouwen een volwaardige plaats in namen in het leven van de gemeenten.
De vroege kerk wordt echter wel geconfronteerd met een ander fenomeen, namelijk de zogenaamde ‘nieuwe vrouwen’. Deze vrouwenbeweging ging gepaard met het afzweren van het huwelijk. Deze vrouwen gingen zich vaak als een hoer gedragen en kleden en hadden lak aan alles wat man was. Voor de seks maakten ze gebruik van concubines, mannen die ze puur voor de seks bij zich hadden. Deze vrouwen waren bijzonder autonoom en trokken zich van hun omgeving weinig tot niets aan.
Omdat de positie van de vrouw in de gemeente van een hele andere orde was dan gebruikelijk in die cultuur, begon al snel de invloed van deze ‘nieuwe vrouwen’ merkbaar binnen te dringen in de gemeenten.
1 Timotheüs 2
In de eerste brief van Paulus aan Timotheüs het tweede hoofdstuk (1 Timotheüs 2:9-15), geeft Paulus een aantal voorschriften over hoe vrouwen zich dienen te kleden en te gedragen. Gelet op het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd, dat Paulus hier niet bezig was de vrouw terug te wijzen naar het ‘aanrecht’, maar om tegengas te geven aan een, in zijn optiek doorgeschoten situatie, die ontstaan was door de invloed van deze ‘nieuwe vrouwen’.
Uit andere brieven blijkt dat de apostelen zeer grote waarde hechten aan het huwelijk en aan een sobere moraal daarom heen (Efeziërs 5:22-33, Kolossenzen 3:18-19, 1 Petrus 3:1-7). Enerzijds dienen vrouwen zich aan hun man te onderwerpen, anderzijds dienen mannen hun vrouw lief te hebben en te behandelen alsof ze broos vaatwerk zijn. Wat hier heel erg tot uitdrukking komt dat ‘de een de ander hoger moet achten dan zichzelf’ (Filippenzen 2:3) en dat de onderlinge rolverdeling functioneel is en niet formeel positioneel.
Griekse filosofie
Als laatste wil ik in dit verband de invloed beschrijven vanuit het Griek-Romeinse denken. Met name in de tweede helft van de eerste eeuw begon de invloed vanuit de zogenaamde ‘Gnosis’ duidelijk merkbaar te worden. In deze filosofie was de visie op lichaam en geest zover doorgeschoten dat deze mensen niet konden geloven dat het lichaam en alles wat met het lichaam samenhing ook maar van welk belang dan ook was. Je moest d.m.v. meditatie en dergelijke de lichamelijke status proberen te ontstijgen. In het Hindoeïsme vindt je veel dat hieraan verwant is. Alles draaide bij de ‘Gnosis’ om het diepere geestelijke. Beïnvloed vanuit deze filosofie begon zich ook in de jonge kerk een leer te ontwikkelen, die de lichamelijk verschijning van Jezus begon te ontkennen (1 Johannes 4:1-6). Het was voor deze mensen ondenkbaar dat God, als hoogste geestelijk wezen zich zou verlagen tot de verfoeilijke lichamelijke staat. Jezus werd dan ook gezien als iets van een geestverschijning. Johannes keert zich in zijn eerste brief uitdrukkelijk, tegen deze leer en betitelt haar als dwaalleer of misleiding van de antichrist en dat deze leer, door het ontkennen van de lichamelijke komst van Jezus, het werk van Jezus aan het kruis te niet doet.
Afrondend
Zoals Jezus al voorzegt in de gelijkenis van de tarwe en het onkruid (Mattheus 13:24-30) zal het koninkrijk van God in zijn verschijningsvorm in deze wereld bestaan uit een mix van tarwe en onkruid[3]. Ook de andere gelijkenissen bergen een dergelijke verhouding in zich. De druk van binnenuit, van mensen die zich christen noemen, maar het niet echt zijn ontstaat al direct in de eerste eeuw van de kerk. Op vier fronten:
- Godsdienstige denken
- Liberalistisch denken
- Maatschappelijke ontwikkeling
- Moderne denken
Daarnaast is de druk vanuit de omgeving groot, de druk vanuit godsdienstige, in die tijd vooral de joodse omgeving is al direct vanaf dag één voelbaar. Niet veel later zie je ook vanuit de maatschappelijke omgeving druk ontstaan, uiteindelijk resulterend in de zware vervolging door verschillende Romeinse keizers.
Verderop in dit artikel wil ik laten zien dat er hier en daar wel wat is veranderd in de vorm die de misleiding aanneemt maar dat ook vandaag de druk groot is op dezelfde fronten.
Kerkgeschiedenis
Door de geschiedenis heen zijn ook steeds aanvallen geweest op de kernachtige inhoud van het evangelie. Wat al begon in de tijd van de apostelen ging na het overleiden van de apostelen in verhevigde mate door.
In het Johannes-evangelie wordt beschreven hoe Jezus als eerste teken water veranderde in wijn (Johannes 2:1-11). Er valt heel veel te zeggen over de symboliek van dit wonder, maar daar wil ik in dit kader niet op in gaan. Ik wil een vergelijking maken tussen dat wat Jezus gedaan heeft aan de ene kant en wat de kerk er door de eeuwen heen mee gedaan heeft aan de andere kant.
Jezus veranderde water in wijn, de kerk op haar beurt heeft deze wijn voortdurend aangelengd met water.
Laten we zeggen dat in deze vergelijking de wijn symbool staat voor de kracht en het leven van het evangelie en zijn eeuwigheidswaarde, en dat water symbool staat voor de menselijk maat, vaak vorm zonder inhoud. Terwijl in de bijbel wordt uitgelegd wat de ‘flow’ van het leven is, heeft de kerk altijd gezocht naar vormen en rituelen. Jezus zegt dat de nieuwe wijn thuis hoort in nieuwe zakken, de kerk heeft echter ofwel de oude zakken weer van stal gehaald, met alle gevolgen van dien voor de nieuwe wijn, ofwel genoegen genomen met een wijnzak zonder wijn, een lege huls zogezegd. In dit hoofdstuk wil ik een aantal van deze zaken aanstippen, om een beeld geven hoe de misleiding zijn werk heeft gedaan in de kerk.
Constantijn de Grote
In de eerst helft van de vierde eeuw, als de gemeente van Jezus Christus zo’n 300 jaar bestaat, staat de kerk op het punt om fundamenteel te veranderen. Het is niet alleen de invloed van Constantijn geweest, laten we zeggen dat de tijd er, gezien de ontwikkelingen in de kerk, ook rijp voor was.
Keizer Constantijn de Grote komt naar eigen zeggen tot geloof en gaat deel uitmaken van de gemeente. We kunnen twijfels hebben over de echtheid van deze keuze. Hij liep niet over van nederigheid, als je ziet wat voor mausoleum hij voor zichzelf heeft gebouwd. In dit mausoleum bracht hij de resten van de twaalf apostelen onder, en maakte hij een tombe voor zichzelf, waarbij hij zelf een plek had in het midden en de apostelen er in een kring omheen waren geplaatst. Jezus waarschuwt ons om te letten op de vrucht van mensen en niet op hun mooie woorden: “Je leest geen druiven van een doornstruik” (Mattheus 7:15-20).
Nadat hij tot geloof was gekomen deed hij wat een recht geaarde keizer nou eenmaal doet, hij trok het leiderschap over de kerk naar zich toe. Structureel voerde hij drie grote veranderingen door:
- Hij bouwde de eerste kerkgebouwen,
- Hij stelde een op heidense leest geschoeide priesterdienst in,
- Hij introduceerde het hiërarchische leiderschapsmodel
Hij was daarnaast ook nog eens een notoire antisemiet, dus alles wat maar een joodse geur aan zich had moest verdwijnen. De, naar zijn zeggen, “Joodse” Sabbath en feesten werden verboden.[4]
Gebouw
Keizer Constantijn bouwde het eerste kerkgebouw in de vorm van een theater, met een podium centraal aan één kant en zitplaatsen in een halve cirkel er om heen.
Hiernaast zie je een schematische weergave van zo’n gebouw. De halve cirkels vertegenwoordigen de zit- of staanplaatsen het blauwe vlak vertegenwoordigd het podium.
De gemeente werd vervolgens in twee gedeelten geknipt. Je had een actieve groep mensen die hun ding moesten doen op het podium, de zogenaamde ‘Cleris’, daarnaast had je de ‘leek’ die als toeschouwer in de zaal zat. Op het podium was een altaar ingericht voor de viering van de tafel van de Heer.
Door de eeuwen heen is dit concept wel aan veel verandering onder hevig geweest, maar wat kenmerkend is voor al dit soort gebouwen is dat er een podium is voor de activiteiten van de priesters en een zaal voor de gewone mensen.
Constantijn plaatste de priesterdienst op het podium, na de reformatie verschoof dit in de richting van de dominee en de preekstoel. In moderne kerken zie de preekstoel weer plaats maken voor een podium waar dan naast de woordverkondiging ook andere liturgische handelingen plaats vinden. In moderne evangelische kerken is de muziekbediening naar het podium toe verschoven.
De eerste 300 jaar van de bestaan van de kerk, heeft het altijd zonder gebouw gekund, grotere evenementen vonden plaats in de publieke ruimte, de overige activiteiten van de kerk vonden plaats bij mensen aan huis. In deze tijd werd de kerk dus op geen enkele manier geassocieerd met een gebouw; de kerk, dat zijn de mensen. Vanaf de introductie van gebouwen is men de kerk meer en meer gaan associëren met een plaats waar je, voornamelijk op zondag, naar toe gaat voor de mis of een dienst. Het dienen van God is hierdoor ook verbonden geraakt met dit gebouw.
Priester
Constantijn de Grote introduceerde ook een aparte priesterdienst, zoals dit ook te vinden was in de Grieks-Romeinse godsdienstige cultuur. De priester werden speciaal geselecteerd en opgeleid. Deze priesters werden door de overheid betaald en hadden toegang tot het hof van Constantijn. De bijbelse gedachte dat iedere gelovige een priester (1 Petrus 2:5 en 9, Mattheus 23: 7-11) is en dat we derhalve allemaal broeders van elkaar zijn, werd hiermee afgeschaft.
Tijdens de reformatie in de zestiende en zeventiende eeuw verandert er in theologisch opzicht wel het een en ander, door ‘het priesterschap van alle gelovigen’ weer in ere te herstellen. Praktisch betekende dit echter niet dat iedereen in de kerk weer bevoegd was om alle activiteiten te ontplooien of te leiden. In de verschillende kerkordes was de woordverkondiging en de bediening van de sacramenten, nog steeds alleen voorbehouden aan een daarvoor opgeleide en in het ambt bevestigde persoon, de dominee of predikant.
Tot op de dag van vandaag zie je deze rolverdeling van de ‘geestelijke’ versus de ‘leek’, in een of andere vorm in vrijwel alle soorten kerken voorkomen. Zelfs binnen wat we noemen de huisgemeentecultuur, vindt je toch vaak deze rolverdeling terug.
Hiërarchie
Keizer Constantijn als leider van een groot imperium, heeft ook gedaan wat van hem te verwachten was op gebied van leiderschap. Ten eerste heeft hij zichzelf opgeworpen als leider van de kerk, maar hij heeft ook de bisschoppen, de toezichthouders in de vroege kerk, verregaande bevoegdheden gegeven. Deze bisschoppen konden vanuit deze bevoegdheden besluiten nemen zonder daarbij de gemeente te raadplegen.
Al snel nadat dit hiërarchische leiderschapsmodel was geïntroduceerd begonnen er verschillende lagen te ontstaan in de hiërarchie. Uit de kring van bisschoppen werden vervolgens aartsbisschoppen benoemd om leiding te geven aan een groep bisschoppen, het duurde dan ook niet lang of de ‘bisschop aller bisschoppen’, de paus, deed zijn intrede. Dit leiderschapsmodel wordt in de bijbel echter uitdrukkelijk als ongewenst betiteld door Jezus zelf met de woorden: “Zo is het onder U niet” (Mattheus 20:25-28).
Dit leiderschapsmodel vindt je in verschillende varianten terug in bijna alle kerken. De Paus is natuurlijk specifiek voor de Room-Katholieke Kerk, maar ook de andere orthodoxe kerken, zoals de Griekse en Russische, en ook de Syrische en Koptische kerken, kennen een kerkelijk hoofd. De Anglicaanse Kerk staat zelfs onder leiding van de koning van Engeland.
Binnen de reformatie zie je het model wat afvlakken en vaak een zogenaamd meerkoppig leiderschap ontstaan. Dit meerkoppige leiderschap kent nog steeds wel verregaande bevoegdheden. De gedachte “Gij zijt allen broeders” (Mattheus 23:8), dat we dus samen als gemeente de belangrijke besluiten nemen, is meestal niet prominent aanwezig, of schittert door afwezigheid.
Keizer Constantijn de Grote heeft de woorden van Paulus, gericht aan de Romeinen, die hij zich als Romeinse keizer uitdrukkelijk ter harte had moeten nemen niet serieus genomen, namelijk:
…en wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken. (Romeinen 12:2)
Hij is bij uitstek degene geweest die de kerk gelijkvormig heeft gemaakt aan de wereld. Alle veranderingen, die hij heeft doorgevoerd heeft hij ontleend, ofwel aan zijn eigen positie als keizer, ofwel afgekeken van wat in de Grieks-Romeinse godsdienstige cultuur gebruikelijk was.
Middeleeuwen
Er is geen tijd aan te wijzen in de geschiedenis van de kerk, waar het evangelie zover verdrongen was van het toneel, dan de tijd van de middeleeuwen. Pausen die zich gedroegen als despoten, de grote politieke macht van de kerk van Rome. Het Vaticaan besloeg op een gegeven moment zowat de helft van het huidige Italië. De paus bepaalde vaak wie koning of keizer was.
Verzoening was verworden tot koopwaar, de grote Sint-Pieter van Rome is gebouwd van geld van ‘aflaten’, die mensen konden kopen om verzoening voor hun zonden te ontvangen.
Roep om verandering werd in bloed gesmoord. Berucht zijn de Romeinse curie en de Spaanse inquisitie. De brandstapels en andere moordpartijen onder protestanten spreken boekdelen,[5]. Het feit dat hier in Nederland heel veel mensen wonen met een Franse naam, stamt uit de tijd dat veel protestantse Hugenoten uit Frankrijk voor hun leven moesten vluchten. Het protestantse Nederland was voor hun een vrijhaven.
Tijdens de middeleeuwen zijn ook veel kloosterordes ontstaan, deels vanuit een roep om toewijding aan God op geestelijk vlak, vaak ook erg maatschappelijk betrokken. Veel oude zeedijken in Friesland zijn letterlijk monnikenwerk geweest.
Door de eeuwen heen zijn er ondanks druk en vervolging altijd kleine groepen aan te wijzen die het evangelie op oorspronkelijke wijze leerden en uitleefden. Een voorbeeld van zo’n groep zijn de zogenaamde Waldensen. Gedurende de middeleeuwen zijn zij kritisch gebleven tegenover de kerk, haar hiërarchie en priesterdienst. Ze hebben hiervoor een hoge prijs moeten betalen. Het is mede te danken aan deze toegewijde christenen, dat er een reformatie op gang kwam.
Reformatie
Tijdens de reformatie veranderde het aanzien van de kerk drastisch. Luther spijkerde zijn 95 stellingen op de deur van de kerk in Wittenberg, met hem kwamen mensen als Calvijn en Zwingli. Vele mensen kwamen tot hernieuwd geloof in Jezus Christus, door de toegewijde prediking van deze mensen en hun volgelingen. Men zocht deze predikers massaal op, terwijl deze predikers steeds meer in het geheim moesten opereren. De term ‘hagepredikers’, stamt uit die tijd. Ze gingen ergens in het veld of in het bos prediken en de mensen wisten hen te vinden.
De grote verandering was dat veel van wat aan misleiding de kerk was ingeslopen werd ontmaskerd en verwijderd. Zelfs in de grote katholieke kerk veranderde veel. Zo werd er afscheid genomen van het systeem van handel in aflaten.
In Nederland had je de grote beeldenstorm, in een poging een einde te maken aan de verering van Maria en talloze heiligen, die de plaats van Jezus Christus hadden ingenomen. In landen die zich politiek wisten los te maken van aan de Rooms katholieke kerk gelieerde koningen, werd de centrale kerk protestants, het altaar als centraal punt in de kerk werd vervangen door de preekstoel. De boekdrukkunst werd uitgevonden en er werden bijbels gedrukt, zodat iedereen die dat wilde een bijbel kon hebben, iets wat in de katholieke kerken was voorbehouden aan theologen en andere hooggeplaatsten. Nederland werd calvinistisch, grote delen van Duitsland en Scandinavië luthers.
Alleen eeuwen van misleiding zijn moeilijk in één generatie ongedaan te maken. Toen 30 jaar later de roep om volwassendoop kwam van uit de doperse beweging, was ook de protestantse kerk daar niet klaar voor. Naar verluid heeft zelfs Luther gezegd dat de volwassendoop bijbelser is dan de kinderdoop, desondanks hebben de protestantse kerken vast gehouden aan de kinderdoop. De belangrijkste reden is geweest dat er een visie op kerk en staat was ontstaan, die op een aantal fronten niet veel verschilde van die van de katholieken. De kerk en de maatschappij waren één, het was ondenkbaar voor mensen zoals Luther en met name ook Calvijn dat in één natie, niet iedereen deel uit zou maken van dezelfde kerk. Het beeld was ‘één natie onder God’, de stadstaat Genève onder leiding van Calvijn was hiervoor zo ongeveer het prototype. Gevolg was dat Nederland een staatskerk had, en dat iedereen daar vanaf geboorte bij zou horen. Het is een tijd lang zelfs wettelijk verplicht geweest om je kinderen te laten dopen. Als je geen deel uit maakte van die kerk was je nagenoeg vogelvrij. De doperse beweging heeft het ook in ons protestantse land zwaar gehad. De protestantse kerk heeft voor zover ze niet actief betrokken waren bij de vervolging van de doperse Mennonieten, in ieder geval een oog dicht geknepen en daar mee ook bloed aan haar handen.
Pas jaren later zie je dat, nadat er een scheiding werd gemaakt tussen kerk en staat, er echte godsdienstvrijheid kwam. Hierdoor werd de deur pas echt open gezet om de bijbel in alle opzichten weer als richtsnoer te kunnen hanteren.
Concluderend
Al vanaf het eerste begin van de kerk is er sprake geweest van misleiding op verschillende fronten. Echter vanaf het moment dat keizer Constantijn de Grote zich met de kerk ging bemoeien, kwam de kerk op niet mis te verstane wijze onder invloed te staan van leringen en praktijken, die hun oorsprong vonden in de Griek-Romeinse maatschappelijke en godsdienstige structuren. Het dieptepunt in deze is natuurlijk de donkere middeleeuwen. De kerk was helemaal afgedwaald van het evangelie, alleen in kleine vaak onopvallende groepen was het evangelie nog terug te vinden. Met de komst van de reformatie waren al deze misleidingen niet allemaal weg.
De vraag die nu rijst is hoe zit het nu vandaag. Hebben we in onze kerken definitief afscheid genomen van al deze valse leringen en misleidingen?
In het volgende hoofdstuk wil ik ingaan op de manier waarop misleiding altijd gewerkt heeft en ook vandaag nog werkt. We hebben nog steeds van doen met dezelfde duivel, die op geraffineerde wijze bezig is, in een poging om de gemeente van Jezus Christus te misleiden. Het is goed om hier bij alvast in gedachten te nemen dat het de Here Jezus zelf is, die ons waarschuwt voor de misleidingen waar me mee te maken hebben (Mattheus 24, Marcus 13, Lucas 21).
Misleiding vandaag
In dit hoofdstuk wil ik eerst stil gaan staan bij wat misleiding feitelijk is, wat de tegenstander van God ermee beoogt, en de wijze waarop misleiding in zijn werk gaat en hoe we ons ertegen moeten wapenen. Vervolgens wil ik een aantal bedreigingen laten zien waar we in onze gemeentes op dit moment mee te maken hebben.
Wat is misleiding
Misleiding kent een aantal varianten die we in de bijbel tegen komen:
- Verleiding tot zonde (Mattheus 8:6-9, Markus 9:43-48)
- Valse leringen
- Ondermijning van de kracht van het evangelie
In de figuur hiernaast heb ik een spoorlijn in gedachten. Op een gegeven moment komen wij bij de wissel en wordt ons de keus voor gehouden om af te wijken van het rechte spoor. Wanneer we direct zouden zien waar dat spoor achter de wissel naar toe zou leiden zouden we wellicht niet vallen voor de misleiding. De duivel heeft echter een geheime strategie. We worden verleid met plausibele argumenten een stukje met hem mee te gaan. Als we dan deze keuze gemaakt hebben lijkt het of we nog steeds op koers zijn. We gaan dezelfde kant uit, dan de degenen die op het goede spoor zitten. Pas veel later, pas wanneer “the Point of no Return” is bereikt, buigt de route ineens af.
Het is dan maar de vraag of we nog instaat zijn om op dat moment nog onder ogen te zien wat er aan de hand is. Vaak zitten we dan al zo ver in allerhande zaken verstrikt of zijn we dermate verblind, dat de weg terug bijna, zo niet helemaal, onmogelijk is geworden.
Verleiding tot zonde
Hoewel de satan de bron is van alle misleiding; hij wordt de vader van alle leugen genoemd (Johannes 8:44); is het niet terecht om ons alleen op hem te focussen. In Mattheus 8 zien we een aantal bronnen van verleiding tot zonde.
- Mensen om ons heen (vers 6,7)
- De wereld (vers 7)
- Dingen in ons zelf (vers 8,9)
Deze verleiding is een poging om ons zover te krijgen dat we ons niet meer houden aan zijn woord, zogezegd ‘doen wat kwaad is in de ogen des Heren’ (o.a. Deuteronomium 31:29). Het gaat hier om het principe, dat we God lief moeten hebben boven alles en de naaste als onszelf (Deuteronomium 6:5, Mattheus 22:36-40). Praktisch is de norm verwoord in de 10-geboden (Exodus 20:1-17). Deze norm wordt door Jezus verder onderstreept en aangescherpt in de ‘Bergrede’ (Mattheus 5-7), volgens Hem is het niet alleen een zaak van niet doen, maar ook van niet willen, wat zit er in ons hart (Mattheus 5:28).
De misleiding van de duivel bestaat er in deze uit dat hij de waarheid van het woord van God bagatelliseert of niet van toepassing verklaart. Zoals we gezien hebben in het eerste hoofdstuk van dit artikel deed hij dat al in Genesis 3.
Een veel gebruikt argument is dat we ‘niet meer onder de wet’ zijn, maar onder de genade. We beroepen ons dan op de woorden van Paulus (Galaten 2:15-21, Romeinen 3:21-30) in zijn brieven. Dit is echter niet het enige wat Paulus te melden heeft. In de hoofdstukken 6 tot 8 van de brief aan de Romeinen besteed hij hier uitgebreid aandacht aan. Genade is in zijn ogen geen vrijbrief voor zonde (zie ook Judas 1:4), in tegendeel, we leven niet meer naar het vlees (Galaten 5:16), we zijn niet meer van deze wereld (Galaten 6:14).
Volgens A.W.Pink [6]worden we behouden, omdat er een einde is gekomen aan:
- het genoegen van de zonde, we scheppen er geen behagen meer in, we hebben een hekel gekregen aan alles wat te maken heeft met zonde.
- de straf op de zonde, onze zonde is ons dus vergeven,
- de macht van de zonde, we hoeven dus niet langer te zondigen, we zijn geen slaven meer van de zonde,
- de aanwezigheid van zonde, de zonde staat op zijn minst op het punt van verdwijnen uit ons leven.
Valse leringen
Paulus spreekt in zijn brief aan de gemeenten van Galatië, het zogenaamde ‘anathema’ (Galaten 1:9) uit over de verkondiger van een ander evangelie. Hieruit blijkt dat, de inhoud van wat we geloven van invloed is op de eindbestemming van ons leven. In de brief aan de Galaten gaat hij vervolgens uitvoering in op een stuk misleiding, dat afkomstig is van, zoals hij dat noemt ‘valse broeders’, afkomstig uit Jeruzalem. In het hoofdstuk over de vroege kerk heb ik dit beschreven. De wijze waarop hier te werk wordt gegaan is typerend voor misleiding.
- Men neme een stuk waarheid
- Men draaie deze een kwartslag
- Men biede dit aan als de (ultieme) waarheid
Kenmerkend is dat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de bijbel.
- Waarheid wordt tegenover waarheid geplaatst.
- Teksten worden losgemaakt uit het verband waarin zij staan
- Er wordt dingen toegevoegd of afgenomen van het woord van God.
- Persoonlijke ervaring wordt leidend
- Er worden dingen geleerd die quasi bijbels zijn
Waarheid tegenover waarheid
Wat veelvuldig voorkomt is dat het oude en nieuwe testament tegen elkaar worden uitgespeeld. Zaken worden bijvoorbeeld van tafel geveegd als oudtestamentisch of wettisch. De noodzaak om gehoorzaam te zijn aan het woord van God, wordt vaak afgedaan als wettisisme. Toen ik een keer opmerkte dat we de bekering uit het evangelie hebben weggesneden, werd daar direct op gereageerd met: “we zijn toch niet onder de wet”? Wat we vaak niet door hebben is dat ten tijde van het ontstaan van het nieuwe testament, men het moest doen met het oude. De aansporing van Paulus aan Timoteüs de bijbel te gebruiken sloeg vooral op het oude testament (2 Timoteüs 3:16). Een groot deel van het nieuwe testament moest nog geschreven worden. De grote strijd die Paulus had met de joden was niet met het oude testament, maar met de joodse overleveringen, zoals de Talmoed en de wijze waarop hierin het oude testament werd uitgelegd. Paulus zelf, van huis uit een farizeeër, was als geen ander daarin ingewijd. Als Paulus uitlegt, dat we niet gerechtvaardigd kunnen worden uit werken der wet, spreekt hij het oude testament niet tegen, maar legt hij het uit zoals het uitgelegd moet worden. Jezus doet hetzelfde in de Bergrede. Als Jezus tegen over de joodse interpretatie van ‘Gij zult niet echtbreken’ uitlegt dat zelfs alleen maar ‘kijken en niet aankomen’ betiteld wordt als echtbreuk plegen in je hart (Mattheus 5:27-28), dan zegt dat genoeg. Het gaat niet om de tekst zozeer maar om de uitleg.
Losse teksten
Door losse teksten te gebruiken en die vervolgens lukraak weer bij elkaar te schuiven, kun je de bijbel hele andere dingen laten zeggen dan bedoeld. Een grappig voorbeeld van teksten bij elkaar schuiven vindt je hier onder.
Daarop ging hij (Judas) heen en verhing zich.”
(Mattheus 27:5)
“En Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe gij evenzo.”
(Lucas 10:37).
Iedere rechtgeaarde bijbellezer begrijpt dat dit niet mag en toch, dit soort dingen blijven we maar doen.
Een veel voorkomend fenomeen is dat we ons in onze gedachten een beeld ergens van hebben gevormd, en vervolgens in de bijbel gaan zoeken om teksten, die dit beeld bevestigen. Onze westerse behoefte om dingen in een logisch systeem te gieten, wat tot uitdrukking komt in de dogmatiek, bergt dit enorme risico in zich. We hebben dan de neiging om teksten die in ons systeem passen groter te maken dan ze zijn en om teksten die iets anders beweren te negeren, te verdraaien of weg te redeneren.(Psalm 119:160 zegt dat het hele woord de waarheid is en niet alleen sommige stukken.) Denk niet dat dit iets is wat maar weinig voorkomt, ik heb eerder de indruk dat de we bijna niet anders doen.
Hoe we omgaan met de beloften van God is ook zo’n voorbeeld. We maken een lijstje met beloften van God, en krijgen vervolgens de opdracht op deze beloften te gaan staan, dat noemen we dan geloof. Vaak ook krijgen we de instructie om de beloften ten gaan proclameren, op basis van het feit dat we geloven dat woorden, die we uitspreken macht hebben om het beloofde ook daadwerkelijk tot stand te brengen. Wat we vaak niet door hebben is dat in de directe omgeving van een belofte in de bijbel vaak ook een voorwaarde is te vinden, waar we aan moeten voldoen om deel te kunnen krijgen aan het beloofde. En wat te denken van beloften met een voor ons negatieve inhoud, die zijn er ook, zijn die dan niet van toepassing?
Toevoegen aan de bijbel
Er bestaat en groot gevaar dat we naast de bijbel, allerhande andere bronnen van inzicht gebruiken. Voorbeelden zijn de gouden platen van Jozef Smith , het Boek van Mormon bij de ‘Kerk van Jezus Christus van de Heiligen van de laatste dagen, de zogenoemde Mormonen. Naast deze toevoegingen, die er bij wijze van spreken duimendik bovenop liggen, staan wij voortdurend onder invloed van van alles en nog wat. We lezen boeken en tijdschriften, we kijken televisie en surfen op internet. We doen hier vaak wijsheden op die een rol gaan spelen bij de manier waarop we tegen zaken aankijken. De kans is groot dat deze , vaak onbijbelse wijsheden kleur geven aan de bijbel. Christelijk pastoraat is vaak doorspekt met allerhande wijsheden afkomstig uit de moderne psychologie, sociologie en antropologie. Ons mensbeeld wordt hierdoor vaak bepaald en heeft derhalve invloed op de wijze waarin wij mensen proberen te helpen. Vaak gaat het om goedbedoelde, maar veelal onbijbelse adviezen.
Soms gaat het om dingen die zo vanzelfsprekend zijn binnen onze christelijk cultuur dat we niet eens door hebben dat het om onbijbelse dingen gaat. In evangelisatietoespraken dagen wij mensen vaak uit om hun hart aan de Here Jezus te geven, of om Jezus uit te nodigen of toe te laten in je hart. Ook voor mijzelf was dit zo vanzelfsprekend dat ik daar nooit bij nagedacht heb. Toch staat dit niet in de bijbel en ook niet iets wat er op lijkt. Als de mensen ten gevolge van de preek van Petrus in Handelingen 2 het te kwaad krijgen en de apostelen de vraag stellen: “Wat moeten wij doen mannen broeders?”, volgt een oproep om je te bekeren en je te laten dopen:
Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:37-39)
Als je zoiets ontdekt dan staat alles in je op zijn grondvesten te schudden, hoe kan iets wat zo evangelisch is, toch zo niet bijbels zijn?
Afnemen van het woord van God
Als we dingen toevoegen aan het woord van God, zijn we tegelijk ook aan het afnemen. We maken andere zaken belangrijker dan het woord, tegelijkertijd wordt de eenvoudige uitleg ontkracht. In het bovenstaande voorbeeld over onze evangelisatieboodschap, is het niet alleen dat we iets toegevoegd hebben, maar de bijbelse noodzaak van bekering wordt niet genoemd. Dit zijn natuurlijk wat subtiele vormen, maar uitspraken als: “Dat is niet meer van deze tijd” zijn aan de orde van de dag. Bijbelse instructie op het gebied seksualiteit, huwelijk en gezin worden, veelal uit eigen belang of om ons geweten te sussen, weggeredeneerd als niet meer van deze tijd. Zo kun je natuurlijk heel veel bijbelse instructie naar het rijk der fabelen verwijzen. In het slot van het laatste bijbelboek, de Openbaring van Johannes, staat een belangrijke waarschuwing:
Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn. (Openbaring 22:18,19, Zie ook Deuteronomium 4:2 en 12:32)
De vraag in deze is of dit alleen geldt voor het boek Openbaringen of ook voor de hele bijbel? Helemaal als je onderstaande uitspraak van Jezus er naast legt:
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. (Mattheus 5:17-19)
Kennelijk komt het preciezer dan wij vaak door hebben.
Geestelijke ervaring
Het hebben van geestelijke ervaring aan zich is erg nuttig in ons leven. Vaak zijn deze ervaringen momenten in ons leven, die ons over de streep trekken. Het moment dat we tot geloof komen is voor velen een diepe geestelijke ervaring. Wanneer we ons laten dopen, wanneer we de Heilige Geest ontvangen, wanneer we vergeving van zonden ontvangen en vele andere zaken die te maken hebben met het hebben van een relatie met God gaan vaak gepaard met diepe geestelijke ervaringen. Opwekkingen, zoals de zogenaamde ‘awakenings’ in Amerika, en ook de opwekking van Wales en de pinksteropwekking, die begon in de Asusa Street gingen gepaard met hele diepe geestelijke ervaringen, die grote impact hadden op mensen, plaatselijk en wereldwijd.
Het gevaar van geestelijke ervaring schuilt niet zo zeer in de geestelijke ervaring op zich, hoewel daar ook waakzaamheid nodig is, het gevaar zit hem in het feit dat we geneigd zijn vervolgens onze geestelijke ervaring leidend te maken in ons leven. Wanneer we dat doen ontstaat er een patroon in ons leven waarbij we afhankelijk worden van periodieke, soms dagelijkse of wekelijkse, momenten van geestelijke ervaring. De jongste generatie westerlingen leeft vaak in een modus van ‘als iets goed voelt dan is het goed’. Juist de jonge generatie heeft dan ook de neiging de geestelijke ervaring en het daarbij komende goede gevoel leidend te laten zijn, ook op gebied van goed en kwaad, en de bijbel, met name de 10-geboden, niet als onweerlegbare norm te beschouwen.
Een vaak gehoorde oproep in bepaalde kringen is dat de dingen van God, de dingen van de Geest, niet met ons verstand te pakken zijn. We worden uitgedaagd om ons verstand op nul te zetten, omdat de geestelijke ervaring of het geestelijke inzicht anders aan ons voorbij gaat. Ikzelf heb deze oproep vaak gehoord en er ook en tijd lang gehoor aan gegeven. Ik heb daar zelf de zure vruchten van geproefd in mijn leven. In deze periode van zoeken naar diepe geestelijke ervaring, heeft geleid tot spanningen binnen mijn huwelijk en het gezin. Ook familierelaties stonden onnodig onder druk. De jacht naar ervaring maakte dat ik de eenvoudige tekst van de bijbel ondergeschikt maakte aan de ervaring, het probleem is echter dat het zo niet werkt. In plaats van groei in geloof en heiligheid resulteerde het in verzwakking en zonde. Als God niet genadig was geweest, door mij met de inhoud van hele bijbelboeken te confronteren, dan weet ik niet wat er van mij geworden zou zijn. Verderop in dit artikel wil ik ingaan op de strategie van misleiding op dit vlak en de gevolgen die dat heeft voor de korte en de lange termijn en hoe we ons hiertegen moeten wapenen.
Quasi bijbels
Als de leugen zich zou presenteren als leugenachtig, zouden de meesten van ons er niet in trappen. Het gevaar schuilt hem dus in het feit dat de leugen zichzelf presenteert als de waarheid. De grote truc is dat misleiding gebruik maakt van het vocabulaire, de taal, van de waarheid. Christenen kunnen hopeloos met elkaar overhoop liggen over issues, die bijbels lijken. Ik noem een voorbeeld uit de kerkgeschiedenis in de vorige eeuw.
Binnen de Gereformeerde kerken in Nederland ontstond een discussie over ‘de veronderstelde wedergeboorte’. Deze discussie liep in 1944 zo hoog op dat een groot deel van de gereformeerden zich afscheidde van de Gereformeerde kerken. Dit is het begin geweest van het ontstaan van de Vrijgemaakt Gereformeerd Kerk. Ik wil niet ingaan op alle verschillen tussen beide groepen, want die gingen verder dan alleen de discussie over de wedergeboorte. Ook wil ik niet ingaan op de inhoud van de bewuste discussie zelf en wie het gelijk aan zijn kant had. De vraag die er toe doet is deze: “Zijn wij, conform de uitspraken van Jezus, opnieuw geboren of zijn we het niet”. (Johannes 3:3-8) Dit gaat over iets dat al of niet een realiteit is in ons leven en dit mag geen discussie zijn over een theologisch begrip, hoe bijbels dit ook mag lijken. Wat vaak gebeurd is dat we na verloop van jaren de realiteit van de dingen zijn kwijt geraakt, maar dat begripsmatig er nog niets is veranderd, vaak is het pas een volgende generatie, die de hypocrisie van het ‘lege begrip’, aan de kaak durft te stellen. In onderstaand tabelletje wil ik een paar dingen tegenover elkaar zetten.
Bijbelse realiteit uitgedrukt in werkwoord | Begrip uitgedrukt in een zelfstandig naamwoord |
Hoe doe je dit of hoe gaat dit? | Was is het? |
Bekeert U | Bekering |
Laat u dopen | Waterdoop |
Ontvangen van de Geest | Doop in de Geest |
We moeten opnieuw geboren worden | Wedergeboorte |
We moeten het evangelie geloven | Geloof |
Het is niet altijd fout om te praten in de vorm van begrippen, als we maar in ons achterhoofd houden dat er een daad of een gebeurtenis aan ten grondslag ligt. Het tabelletje is bedoel om ons tot nadenken te prikkelen, niet om een zwart-wit oordeel uit te spreken.
De grote vraag is deze: “Zijn we nog bezig zijn met de realiteit van de dingen”.
De grote verschuiving
In dit laatste hoofdstuk wil ik nog een aantal zaken specifiek benoemen, zaken waarin we zijn gaan schuiven. Ik herinner je aan het plaatje van de spoorrails uit het vorige hoofdstuk.
Ik wil in deze twee teksten benoemen, die naar ik meen ons kunnen helpen om misleiding te herkennen.
Wie deze, mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots.
(Mattheus 7:24)
Laat ons oog daarbij gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder van het geloof. (Hebreeën 12:2a)
Om niet misleid te worden moeten we gehoorzaam zijn aan Jezus en onze blik op Hem gericht houden. Paulus spreekt er over dat het liefhebben van de waarheid (2 Thessalonicenzen 2:10) ons behouden zal. Wanneer wij toestaan, dat de gehoorzaamheid aan het eenvoudige woord van God, en onze gerichtheid op Jezus Christus, gaat vervlakken, dan komen we in de gevarenzone. Ik wil dit het ‘verschuiven van de Focus’ noemen. Andere zaken komen dan op de voorgrond te staan. Een wil paar voorbeelden geven van degelijke verschuivingen in focus, die ik wat naar het extreme zal doortrekken. Ieder voor zich moet maar uitmaken waar hij of zij zit op dit hellende vlak.
Verschuiving: Christus -> Kerk
Al eerder heb ik geschreven over de katholieke kerk, dat deze de focus helemaal naar zichzelf toetrok. Doe wat wij zeggen, dan komt het goed.
In onze tijd speelt dit in kerken van evangelische signatuur minder, maar wat ik wel zie is een verschuiving in de richting van het benadrukken van gemeentegroei als het grote doel. We gaan dan voor de laagdrempelige benadering. We proberen mensen naar binnen te harken, ongeacht hun hartgesteldheid. Als ze eerst maar binnen zijn, dan zien we daarna wel verder. We ontwikkelen mooie programma’s en werken met mooie audiovisuele middelen, spelen in op de behoeften van mensen en doen allerhande beloften, waarvan het maar de vraag is of die wel waargemaakt kunnen worden. Het evangelie wordt aangeboden als het antwoord op gevoelens van onmacht, pijn en frustratie. We praten maar niet meer over zonde, over zaken als gerechtigheid en oordeel, want dit zou mensen alleen maar afstoten. Woorden als “bekeert u”, nemen we al helemaal niet meer in de mond of geven dit soort woorden een totaal andere inhoud.
Verschuiving: Christus ->Hiërarchie
Leiderschap in de gemeente is gebaseerd op van God gegeven gezag. Jezus spreek erover dat we moeten worden als kinderen (Mattheus 18:4) en dienend moeten leiden. Gezond leiderschap is gebaseerd op voorbeeld, dat navolging verdiend (1 Petrus 5:1-4). Zoals we gezien hebben heeft Keizer Constantijn in vierde eeuw leiderschap verschoven naar hiërarchie. Ook vandaag nog kom ik gemeenten tegen met sterk autoritair leiderschap. Ook hier is sprake van min of meer gedwongen gehoorzaamheid aan de leider. We doen daarbij een beroep op de bijbel (Hebreeën 13:17) en zeggen dan dat we gewoon moeten doen wat er gezegd wordt en dat zij als leiders verantwoordelijk zijn voor de uitkomst. Dit is overduidelijk in strijd met de uitspraak van de apostelen dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan mensen (Handelingen 4:19). We blijven als individuele Christen altijd verantwoordelijk voor wie wij erkennen als onze voorgangers, we mogen hen niet blind volgen.
Met name in de wat meer sektarische bewegingen vind je dit fenomeen toch sterk terug. Als dan de leider valt, valt de gemeente mee.
Verschuiving: Christus -> Bediening
Christus heeft aan de gemeente bedieningen gegeven, dit zijn mensen, die daarvoor door God geroepen en toegerust zijn, vaak door jaren van moeilijkheden en strijd heen. Dit zijn mensen die in zichzelf iets van God meedragen wat uitgedeeld kan worden in de gemeentes. Deze bedieningen zijn niet door mensen benoemd en ook niet op basis van bijvoorbeeld theologische opleiding. Over het algemeen zijn dit ook geen mensen, die zich ergens op voorstaan, ze hebben door de diepte heen geleerd hoe afhankelijk ze zijn van God.
Wanneer de focus hier begint te schuiven ontstaan er bedieningen, die een doel in zichzelf zijn en een middel zijn voor de betrokkene om zichzelf te profileren. Mensen die zich zelf ‘Apostel Sus en Zo’ noemen, of leiders die zichzelf benoemen tot ‘bisschop’, zijn maar een paar voorbeelden van hoe het soms gaat (3 Johannes :9). Dit soort bedieningen claimt voor zichzelf vaak ook een hiërarchische leiderschapspositie en oefent druk uit om mensen om te doen wat gezegd wordt. We komen dan zo onder invloed te staan dat we op een gegeven moment alles gaan geloven wat ze zeggen. In het begin wordt dan vaak de ‘waarheid’ nog wel gesproken, maar op termijn worden we meegenomen in hun leugen.
Vaak worden ook scholen opgericht, profetische scholen of scholen voor de bediening, die gebruikt worden om mensen te trainen om op dezelfde wijze in de bediening te staan.
Verschuiving: Christus -> Geest
God heeft ons zijn Geest gegeven. In Handelingen 2 is dit uitvoering beschreven. Jezus had het ook al voorzegt in Johannes 14 tot 16. Uitspraken van Paulus over dat we geleid moeten worden door de Geest zijn evident.
Toch is een verschuiving van focus, ook hier een gevaar. Wat we doen is dat we de Heilige Geest een soort status aparte toekennen, die niet overeen komt met de bijbel. Met name in het Johannes evangelie wordt door Jezus uitvoerig uitgelegd wat de Heilige Geest komt doen. Jezus benadrukt in deze hoofdstukken de grote eenheid die er is tussen de Vader en de Zoon enerzijds en de Trooster, de Geest der Waarheid anderzijds.
Johannes waarschuwt ons in zijn eerste brief voor de geest van de antichrist, hij daagt ons uit om de geesten te beproeven en legt daarbij uitdrukkelijk een relatie tussen de Geest uit God en de persoon Jezus Christus (1 Johannes 4:1-6). Ik heb geleerd om niet meer zo maar iedereen die zegt dat hij geleid wordt door de Heilige Geest op zijn blauwe ogen te geloven. Te vaak heb ik erachter moeten komen dat er in situaties een andere geest werkzaam was. We worden vaak uitgedaagd om ons verstand op nul te zetten en men wil voortdurend ons de handen op leggen. Wat erg misleidend is dat mensen die werken vanuit een dergelijke geest vaak wel het vocabulaire van het evangelie hanteren. Als je echter dieper gaat kijken dat zie je dat de centrale focus op ‘Jezus Christus en die gekruisigd’ (1 Corinthiërs 2:2) niet meer aanwezig is. Scholingsprogramma’s , waar het kruis, zonde en bekering, geen of slechts zijdelings onderdeel van uit maken, terwijl Jezus uitdrukkelijk zegt dat de Geest ons zal leren over Hem en zijn werk (Johannes 14:26, Johannes 15:26, Johannes 16:12-15). Net zoals Jezus de aandacht afleid van Hemzelf naar de ‘Vader die mij gezonden heeft’ (Johannes 14:24 … en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft.) , trekt ook de Heilige Geest de aandacht niet naar zichzelf toe, maar vestigt Hij de aandacht op de Vader en op Jezus Christus.
Ook de gaven van de Geest krijgen ten gevolge van de verschuiving een ander karakter, de focus ligt dan niet meer op Jezus en de opbouw van zijn gemeente, maar op de gaven zelf. Woorden van profetie, woorden van kennis of wijsheid, worden gebruikt om ons zogezegd ‘een veer in de kont te steken’, met als ultieme doel, dat we aan de mens met zijn gave gebonden raken. De inhoud van ware profetie is primair Jezus Christus, en niet de individuele Christen. Daarnaast is de gave in overeenstemming met het doel waartoe de Geest is uitgestort. Als er gasten in onze gemeente komen en zij zijn geen christen, dan maakt de Geest gebruik van de gave van profetie om de betrokkene te overtuigen van zonde, gerechtig en oordeel (1 Corinthiërs 14:24-25, Johannes 16:8). Dit is een veel minder populaire benadering, dan we vaak graag zouden willen, dit kan vervolging tot gevolg hebben. Een voorbeeld in het boek Handelingen is Stephanus (Handelingen 6:8 – 7:60 ), die het profetische woord, wat hij spreekt met de dood moet bekopen. (De hele toespraak, die Stephanus hier houdt is wat mij betreft een voorbeeld van bijbelse profetie.)
Verschuiving: Christus -> Vorm
Een patroon wat met name in de wat traditionelere kerken een rol speelt is dat, de vorm waarin iets gegoten is, het belangrijkste wordt. Trouwens ook in gemeentes van evangelische signatuur, zijn we niet helemaal ontbloot van dit fenomeen. Er komt een grote nadruk te liggen op liturgie. Binnen katholieke kerken heb je natuurlijk de hoogkerkelijke liturgie, die doorspekt is met vormen en symbolen, schitterend uitgedoste mensen, behangen met symboliek. De inhoud is in veel gevallen dusdanig aan het ritueel gekoppeld, dat we niet meer door hebben dat er een realiteit van het Koninkrijk van God bestaat, die deel mag gaan uit maken van ons dagelijkse leven en dat van de gemeente. In plaats van het zoeken naar de realiteit van het Koninkrijk, gaan we deze veronderstellen op het moment dat het ritueel plaats vindt.
Het is te kort door de bocht om hierbij alleen te kijken naar hoogkerkelijke liturgie en zijn aanverwanten. Ik kom zelf uit een gereformeerd nest en heb ook daar een grote benadrukking gezien van een juiste orde van dienst. Ik herinner me de strijd nog in mijn jeugd toen er een nieuwe liturgie werd ingevoerd in onze kerk. Op gezette tijden moest je dan gaan staan, en dan later weer zitten. Er was hierover door theologen binnen de kerk heel diep en principieel nagedacht, het klopte allemaal tot in detail. Op hetzelfde moment zag je mensen, vanwege de invoering van ‘al deze nieuwigheid’ ongelukkig werden in de kerk en ofwel tegendraads begonnen te worden, ofwel hun heil elders gingen zoeken.
Maar wat te denken van de doop van volwassenen door onderdompeling in water. Ook de doop mag niet verworden tot een ritueel. Paulus legt in de brief aan de Romeinen (Romeinen 6:3,4) uit wat de doop in realiteit uitwerkt in ons leven. Essentieel hierbij is wat er geestelijk plaats vindt in ons leven, namelijk dat de oude mens wordt begraven, en dat tegelijkertijd we onderwater worden gehouden om dat tot uitdrukking te brengen. Maar als hier vorm voorop komt te staan, ontstaat ook hier het risico dat we wel mensen onder water houden, maar dat de bedoelde realiteit niet plaats vindt. Ik heb veel doopgetuigenissen gehoord, die helemaal niet gingen over bekering en afscheid nemen van het oude leven en de keuze om de rest van ons leven Hem te willen dienen. Wat ik dan vaak hoorde waren zaken als, “ik voel me hier zo thuis”, “we hebben het zo leuk samen”, “het geeft me zo’n warm gevoel”. Ik kan natuurlijk aan die woorden alleen niet afmeten of hier al of niet sprake is van werkelijke levensverandering, maar de bewoordingen, en vaak later ook het ontbreken van toewijding, geven mij toch te denken. De grote vraag is of het ondergaan van de doop, in dergelijk gevallen ook daadwerkelijk uitwerkt wat bijbels gezien het geval zou moeten zijn.
Wellicht geldt dit ook voor andere zaken die we doen. We hebben een mooi buitenkantje maar vaak zonder inhoud. Jezus zegt dat de nieuwe wijn in een nieuwe wijnzak thuis hoort (Mattheus 9:17, Markus 2:22, Lucas 5:37-38), de vraag is echter wat we aan een nieuwe wijnzak hebben, als er geen nieuwe wijn is om die erin te doen.
Verschuiving: Christus -> Theologie
In het vorige hoofdstuk heb ik al een tabelletje weergegeven waarin ik werkwoorden tegenover begrippen heb geplaatst. Je bekeren tegen over bekering enzovoort. Wij westerlingen hebben vanuit onze westerse achtergrond, die gebaseerd is op de denktrant in de Grieks-Romeinse cultuur, soms een bijna ontembare behoefte om zaken in een systeem te gieten. We ontwikkelen een systematische theologie waarin we de bijbelse waarheid een plaats willen geven. Dit geeft dan de zo gezochte duidelijkheid en zekerheid waar we zo’n grote behoefte aan hebben. Anderzijds schept dat voor ons ook het kader op basis waarvan we bepaalde zaken die niet in ons systeem passen om deze af te wijzen. Toen ik als jongen uit een Gereformeerde achtergrond, te kennen gaf dat ik tot geloof was gekomen tijdens een avond van Youth for Christ, werd daar thuis afwijzend op gereageerd. Mijn grootmoeder noemde het methodistisch gedoe. Wat ze eigenlijk wilde zeggen was dat het niet gereformeerd was, het paste niet in het systeem van denken, dat haar in de Gereformeerde Kerk was geleerd.
Ook vandaag de dag wijzen we elkaar af binnen evangelische kringen op basis van dit soort dingen. De één benadrukt teksten die te maken hebben met het feit dat God het in zijn genade moet doen, anders wordt het niets, de ander benadrukt teksten waarin we gewezen worden op onze verantwoordelijkheid. We bestrijden elkaar vervolgens te vuur en te zwaard omdat we denken dat deze twee elkaar uitsluiten. Het is of Gods werk of onze verantwoordelijkheid. Bijbels gezien bestaan deze twee gewoon te volle naast elkaar, ze behoren elkaar dan ook niet uit te sluiten, maar vullen elkaar juist aan. Een voorbeeld van een tekst waar bij beide direct naast elkaar staan vinden we in de brief van Paulus aan de Filippenzen:
Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt. (Filippenzen 2:12-13)
We worden in deze tekst opgeroepen om onze verantwoordelijkheid te nemen, tegen de achtergrond van het feit dat zelfs het willen een geschenk van God is. In Zijn genade neemt Hij alles voor zijn rekening, echter, Hij ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid om deel te hebben aan deze genade. Op het moment dat we begrijpen dat deze twee elkaar niet uitsluiten maar aanvullen zullen we stoppen met elkaar te bestrijden. Wanneer we de blik gericht houden op Christus, en in nederigheid elkaar het voordeel van de twijfel geven, en elkaar liefhebben zoals de Heer onszelf geboden heeft, zullen we ondanks verschil in benadering toch in eenheid kunnen optrekken.
Tot slot
Het is ondoenlijk om alles tot in detail, en met voldoende onderbouwing te vangen in een artikel zoals dit. Het artikel is dan ook bedoeld om ons te prikkelen tot nadenken, en om ons uit te dagen om biddend in diepe afhankelijkheid van God, steeds opnieuw Zijn Woord te openen, te onderzoeken en te begrijpen. Ik heb door de jaren heen diverse malen mijn inzichten moeten herzien, op basis van het feit dat de bijbel voor specifieke zaken voor mij open ging. Nog dagelijks leer ik bij. Ik voor mij heb maar één gebed, dit gebed is ontleend aan de bijbel namelijk:
Leer mij, HERE, uw weg, opdat ik in uw waarheid wandele; verenig mijn hart om uw Naam te vrezen. (Psalm 86:11)
Dit gebed, wanneer we dit in nederigheid en afhankelijkheid uitspreken naar God zal ons wapenen tegen de voortdurende misleiding waaraan we bloot staan.
Wat ik daarbij nog wil toevoegen is dat we niet geroepen zijn om de waarheid, ten behoeve van de genade in te slikken, Jezus is vol van genade en waarheid (Johannes 1:14), waarbij de genade en de waarheid niet elkaars tegenpool zijn, waardoor we zouden moeten zoeken naar de juiste balans [7], maar dat we begrijpen dat 100% waarheid samen moet gaan met 100% genade en omgekeerd.
Ik wil ter overweging nog een paar teksten citeren, die ons dringen tot nadenken:
Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter. (Jesaja 5:20)
Zij trachten de breuk van mijn volk op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is. (Jeremia 6:14)
Indien iemand oren heeft om te horen, die hore. (Markus 4:23)
…want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren, en Ik hen zou genezen. (Handelingen 28:27)
Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen.
(2 Timotheüs 4:3)
De vraag die mij bezig houdt is deze: Hou ik genoeg van mensen, om hun zonder schaamte en vrees de waarheid te zeggen of wil ik populair zijn met woorden die de oren van de toehoorder strelen?
Durf ik het aan om, wanneer ik een dreiging zie aankomen, om mijn mond te openen en in liefde te zeggen waar het op staat?
Gods zegen!
Dirk Hiemstra
Voetnoten:
[1] Hier wordt bedoeld dat de dit doen naar Joods gebruik, inclusief de zogenaamde “overleveringen”, vooral de Mishnah en Talmoed, en niet de eenvoudige geboden van de God in de Thorah.
[2] In de Engelse taal wordt dit woord vertaald met ‘lasciviousness’, wat vertaald kan worden met ‘licence to sin’. In het Nederlands is dat dan weer ‘vergunning om te zondigen’.
[3] In de oorspronkelijke tekst wordt hier specifiek ‘dolik’, dat is ‘schijntarwe’, bedoeld. Dit is voor een oppervlakkig beschouwer pas te herkennen als het graan gaat rijpen. Een volle tarweaar buigt onder het gewicht van de rijpe korrels, de aar van dolik blijft vier rechtovereind staan, zijn vrucht is onbruikbaar en giftig.
[4] In de loop van dit artikel wordt verder niet op in gegaan op de grote gevolgen, die dat had voor de kerk en het christelijke belijden, hieraan zal in een apart artikel op termijn aandacht worden gegeven.
[5] Geschat wordt dat het aantal doden, waar de ‘heilige stoel’ verantwoordelijk voor is, in de orde van 50 miljoen ligt.
[6] http://www.pbministries.org/books/pink/Four_Fold_Salvation/index.htm
“Thou shalt call His name Jesus, for He shall save His people from their sins” (Matthew 1:21). First, save them from the pleasure or love of sin by bestowing a nature which hates it: this is the great miracle of grace. Second, save them from the penalty or punishment of sin, by remitting all its guilt: this is the grand marvel of grace. Third, save them from the power or dominion of sin, by the workings of His Spirit: this reveals the wondrous might of grace. Fourth, save them from the presence or inbeing of sin: this will demonstrate the glorious magnitude of grace. May it please the Lord to bless these elementary but most important articles to many of His little ones, and make their “big” brothers and sisters smaller in their own esteem.
[7] Balans is een begrip wat ontleed wordt aan heidense godsdiensten en filosofieën en niet aan de bijbel, een voorbeeld is de balans tussen Yin en Yang uit het boeddhisme.