Eenheid

Inleiding

Vooral de laatste jaren lijkt de roep om eenheid in de kerk steeds sterker te worden. Dat de kerk wereldwijd bestaat uit meer dan 30.000 denominaties wordt steeds vaker gezien als een aanfluiting, ons getuigenis als Gemeente van Jezus Christus zou hierdoor ernstig afgezwakt worden. We halen dan teksten aan uit de bijbel om deze uitspraak kracht bij te zetten. Johannes 17:23 zegt:

Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

Willen we dus als gemeente ons getuigenis naar de wereld toe werkelijk kracht bij zetten, dan zullen we een grotere inspanning moeten verrichten dan tot nu toe om tot eenheid te komen, zodat de  wereld tot geloof in Jezus Christus komt.

De vraag die bij mij opkomt is of deze beeldvorming werkelijk klopt, of zijn we niet bezig om een soort idee-fix na te jagen, die wellicht helemaal niet van ons wordt gevraagd. Wat is bijbels gezien werkelijke eenheid en hoe moeten wij binnen de verschillende kerken hieraan vorm geven? Moeten we elkaar dan maar onvoorwaardelijk aanvaarden en alle onderlinge verschillen dan maar negeren?

Wat is het dat ons verenigd en wat is het dat ons anders maakt dan de wereld? Wie mogen we wel en wie niet aanvaarden als broeder en zuster in Christus?

De bijbel zegt;

Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen (Efeziërs 4:20).

 We zijn kennelijk niet alleen geroepen om één te zijn, maar ook om anders te zijn. Waar moeten wij dan de grens trekken tussen eenheid en anders zijn, of is dit niet belangrijk?

In dit artikel wil ik proberen om een goede balans hierin te zoeken op basis van de bijbel als geheel, en niet alleen te kijken naar een paar teksten die, als we die niet lezen binnen de context van de hele bijbel, wellicht ons op het verkeerde been zetten.

God is één

Om een goed bijbels beeld te krijgen van eenheid zullen we moeten beginnen bij God zelf. In de Torah, de wet van God, de ‘grondwet’ waar Israël zich aan dient te houden vinden we in Deuteronomium 6 één van de meest basale uitspraken die ook door Jezus in de evangeliën wordt aangehaald als het grote gebod.

Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht (Deuteronomium 6: 4-5).

Hier wordt God zelf bij name genoemd en verklaard één te zijn. Het woord wat hier gebruikt is voor één is het Hebreeuwse woord ECHAD (Strongcode H0259)

 Het belangrijkste kenmerk van het getal één is dat het ondeelbaar is. God is dus ondeelbaar en uniek, Hij is de enige:

Ik ben de HERE en er is geen ander; buiten Mij is er geen God, (Jesaja 45:5)

Ook in de tien geboden verklaard God dat Hij jaloers is, hij duldt dus geen ander naast zich.

Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.  Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, (Exodus 20: 4-5)

Als we dus naar God kijken, en Zijn eenheid, heeft dat veel meer te maken met heiligheid en apart gezet zijn dan met liefde en aanvaarding. Gods woord zegt:

Want Ik ben de HERE, die u uit het land Egypte heb doen trekken, om u tot een God te zijn; weest heilig, want Ik ben heilig.(Leviticus 11:45, (vgl. Leviticus 11 :44 en 20:7; 1 Petrus 1:16))

Het woord heilig betekent “apart gezet, exclusief”

Strong H6918 שׁודק qadowsh  of  שׁדק qadosh,    bn
1) heilig, geheiligd, de Heilige, afgezonderd

Deze bijbelteksten vinden we in heel veel verschillende vormen door de hele bijbel heen en getuigen consequent van het feit dat het bij God primair gaat om exclusiviteit en niet zozeer om inclusiviteit. We zullen dan ook met deze bril op moeten kijken naar eenheid onder elkaar binnen de Gemeente van Jezus Christus.

Jezus is één met de Vader

Als we de evangeliën doorlezen dan is duidelijk merkbaar dat Jezus niet eigenmachtig optreedt en ook zichzelf niet op de voorgrond plaatst. Een paar teksten:

Johannes 5: 19-22

  1. Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo.
  2. Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem al wat Hij zelf doet, en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert.
  3. Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil.
  4. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven,

 Ik en de Vader zijn één. (Johannes 10: 30)

En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn (Johannes 17: 22)

 Boven genoemde teksten geven duidelijk aan dat Jezus één is met zijn Vader, zowel in wezen, als in handelen.

Eenheid met Hem en in onszelf

Eenheid heeft niet alleen betrekking op God en op elkaar, maar vooral ook betrekking op onszelf. Ook wij zijn geroepen om één te zijn. We zijn geroepen tot gemeenschap met God en Jezus Christus, dat betekent dat we geroepen zijn tot eenheid met en in Hem.

Johannes 15:1-8

  1. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.
  2. Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht draagt.
  3. Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u.
  4. Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft.
  5. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.
  6. Wie in Mij niet blijft, is buiten geworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand.
  7. Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.
  8. Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.

Dit is een van de belangrijkste schrift gedeelten die te maken heeft met eenheid in Hem.

Waarom kom ik hier uit bij het begrip eenheid? Nou vanwege het feit dat in het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17 Jezus eenheid verbind met “U in Mij zoals Ik in U”:

…opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. (Johannes 17:21)

Dat betekent dat als wij in Hem zijn  en Hij in ons, dat wij één zijn. Jacobus trekt het nog een stukje verder door te wijzen op potentiële innerlijke verdeeldheid:

Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt. (Jacobus 4:8 (vgl. Jacobus 1:8))

De eenheid die wij mogen bezitten is dus een eenheid in Hem en een eenheid in onszelf.

Daarnaast zijn wij persoonlijk geroepen tot heiligheid, zoals we eerder gelezen hebben:

…Wees heilig want Ik ben heilig. (1 Petrus 1:16)

Onze eenheid is dus niet los te zien van het feit dat we apart gezet zijn voor God, dus het exclusieve eigendom zijn van Jezus Christus. Ware eenheid bestaat niet zonder heiligheid. God is nog steeds jaloers en ik wijdt mij dus 100%, dus compromisloos, toe aan Hem.

Eenheid binnen huwelijk

Het Hebreeuwse woord ECHAD komt voor het eerst voor in Genesis 2 en wordt in verband gebracht met het huwelijk.

Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. (Genesis 2: 24)

Het mag duidelijk zijn dat de onderlinge eenheid tussen een man en zijn vrouw binnen een huwelijk exclusief van karakter is, daar mag je niemand binnen laten. Het zevende gebod, “Gij zult niet echtbreken”, heeft hier natuurlijk mee te maken. In Efeze 5 :22-33 wordt de relatie tussen de gemeente en Jezus Christus in verband gebracht met het huwelijk:

  1. Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here,
  2. want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.
  3. Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles.
  4. Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft,
  5. om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord,
  6. en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.
  7. Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief;
  8. want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente,
  9. omdat wij leden zijn van zijn lichaam.
  10. Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn.
  11. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.
  12. Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.

Eenheid in de gemeente

Nu pas komen we echt toe aan het behandelen van het onderwerp. Zonder het voorafgaande ligt misleiding op dit vlak op de loer. Eerst maar eens de hele tekst van Johannes 17 :1-26, waarbij ik alvast wat vetgedrukte accenten aangeef:

  1. Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke,
  2. gelijk Gij Hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij Hem gegeven hebt, eeuwig leven te schenken.
  3. Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
  4. Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt.
  5. En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.
  6. Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard.
  7. Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt,
  8. want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.
  9. Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U,
  10. en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen verheerlijkt.
  11. En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij.
  12. Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd.
  13. Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben.
  14. Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
  15. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.
  16. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
  17. Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.
  18. Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld;
  19. en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.
  20. En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven,
  21. opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
  22. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn:
  23. Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
  24. Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt; Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld.
  25. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en dezen weten, dat Gij Mij gezonden hebt;
  26. en Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen.

Als je alle vetgedrukte stukken bij elkaar neemt is duidelijk te zien dat er een samenhang is tussen eenheid in Hem, de eenheid binnen de Godheid, waarheid van het woord en geheiligd zijn in de waarheid. Als deze aspecten uit elkaar worden getrokken dan kun je met het begrip eenheid heel veel kanten op, houd je ze daarentegen bij elkaar dan is eenheid duidelijk gebonden aan voorwaarden. We kunnen dus geen eenheid vormen met mensen die niet voldoen aan alle gestelde criteria. Dus gewoon maar één zijn omdat we lid van een kerk zijn is te kort door de bocht. Met mensen die een onbijbelse belijdenis hebben kunnen we geen gemeenschap hebben.

De tekst geeft duidelijk aan dat eenheid alleen gevonden wordt binnen de eenheid van de Vader en de Zoon, dat betekent dat iedereen die deel uit maakt van de onderlinge eenheid deel moet hebben aan de eenheid van, met en in Hem. Mensen die niet aan deze criteria voldoen moeten wij ons van afzijdig houden, dus eenheid kan dus nooit een doel op zich zijn.

Even een paar plaatjes:


Het bovenste plaatje stelt eenheid op basis van compromis voor, het onderste plaatje is de in de bijbel bedoelde eenheid. De rode vlakjes zijn zaken die we gehaald hebben bij de wereld of bij tradities en niet gebaseerd zijn op het woord van God. Eenheid conform het bovenste plaatje wordt dus een allegaartje wat niet in staat is een goede reflectie te zijn van wie God werkelijk is, dat is dus een slecht getuigenis. Alleen een compromisloze eenheid is een goed getuigenis van God en van Jezus Christus.

Paulus spreekt zich ook uit over eenheid in de eerste brief aan de Corinthiërs. De gemeente was vervallen in verschillende kampen, zogenaamd onder verschillend leiderschap. De één erkende alleen het leiderschap van Paulus, de ander gaf de voorkeur aan de welbespraaktheid van een Apollos, weer een ander zag Petrus wel zitten. Deze teksten worden ook vaak aangehaald als motief voor eenheid, de vraag is of de door Paulus genoemde eenheid datgene is wat wij er vaak mee bedoelen.

1 Corinthiërs 1:10-13

  1. Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen.
  2. Mij is namelijk omtrent u, mijn broeders, medegedeeld door de huisgenoten van Chloe, dat er twisten onder u zijn.
  3. Ik bedoel dit, dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En ik van Apollos! En ik van Kefas! En ik van Christus!
  4. Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt?

Dieper ingaand op de tekst, gelezen in zijn brede context van de eerste vier hoofdstukken van de brief, zijn er toch een aantal kanttekeningen te maken, die vaak over het hoofd gezien worden als we alleen ons beperken tot de bewuste perikoop, die dan zou gaan over één zijn. In het vervolg spreekt Paulus over wereldse wijsheid tegenover de dwaasheid van het evangelie, om in hoofdstuk drie weer terug te komen op de scheuringen. Kijkend naar de breedte van de tekst moeten we constateren dat de scheuringen een symptoom zijn van een dieperliggend probleem, namelijk een te grote nadruk op menselijk leiderschap en daarmee een wegglijden van de kern waar het in het evangelie om draait. De oplossing is dan ook niet zozeer herstel van eenheid maar herstel van de eenvoudige basis van het evangelie en herstel van een bijbelse visie op leiderschap.

Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd .
(1 Corinthiërs 2:1-2)

Hieraan gekoppeld is dat we ons dus weer uitsluitend stellen onder het gezag van het woord van God. Verderop in de brief, in hoofdstuk 11, gaat Paulus nog eens in op de gezagsverhoudingen in de gemeente.

1 Corinthiërs 11: 1-3

  1. Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.
  2. Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb.
  3. Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.

In dit gedeelte zie je Paulus uitleggen wat zijn rol is als leider, namelijk een voorbeeld wat navolging verdient, maar geen hoofd. Het hoofd van de man is Christus. De man mag dus geen menselijk leiderschap plaatsen tussen zichzelf en Christus. Eenheid was dus niet het probleem, maar de foute visie op leiderschap. Herstel van eenheid is dus niet prioriteit hier, maar slecht een bijkomend iets.

In de brieven worden we regelmatig geconfronteerd met valse leringen waar we ons afzijdig van moeten houden. Deze leringen kunnen van verschillende oorsprong zijn:

Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus, (Kolossenzen 2:8)

Bij wijsbegeerte moet je denken aan de Grieks-Hellenistische cultuur, overlevering van mensen wordt in de bijbel vaak in verband gebracht met Joodse tradities, en de wereldgeesten, anders vertaald “de rudimenten van de wereld” zou je kunnen zien als  de tijdgeest, zo van : “dat is niet meer van deze tijd” Dit soort zaken dienen wij dus buiten de deur te houden, dat betekent dat we met aanhangers van dergelijke leringen geen eenheid moge vormen. Johannes geeft in zijn tweede brief nog een duidelijk voorbeeld:

Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.
(2 Johannes 1: 9-11)

Zowel Paulus, als ook Judas spreken van binnengeslopen of binnengedrongen valse broeders. Paulus refereert hier aan een groep Farizeeën, die stelt dat de heidenen besneden moeten worden; dus de joodse traditie wordt hier onderwezen. Judas spreekt op dezelfde wijze over goddelozen die leren dat de genade een vrijbrief is voor zonde, ofwel een vrijbrief om de geboden te overtreden.

…en dat met het oog op de binnengedrongen valse broeders, lieden, die waren binnengeslopen, om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespieden, en zo ons tot slavernij te brengen. (Galaten 2: 4)

 Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen. (Judas 1:4)

Het mag duidelijk zijn dat met beide groepen geen eenheid te vormen is, tenminste niet op bijbelse grond. Het maakt niet uit of dit nu is op basis van samen bidden of dat we dezelfde gaven van de Geest bezitten of deel uitmaken van dezelfde gemeente; deel hebben aan dit soort mensen is schadelijk voor de eenheid in de gemeente. Dat betekent dat zowel in ons persoonlijk leven als ook in de gemeente hier scherp op moet worden gelet, anders boeten we in aan geestelijke autoriteit en brengen we het getuigenis van Jezus Christus juist in diskrediet.

Oecumene

Kijkend naar moderne ontwikkelingen is er duidelijk een stroming op gang gekomen om op kerkelijk gebied maximaal te streven naar eenheid. Er wordt dan ook gezocht naar een gemeenschappelijke grond waarop die eenheid dan gebouwd kan worden.

Initiatieven zoals de Wereldraad van Kerken, gecombineerd vaak met landelijke en plaatselijke raden van kerken en andersoortige platforms, waar we dan allemaal deel van uit maken, zijn daarvan de beste voorbeelden.

Naast deze ontwikkelingen zie je dat de roep naar eenheid nog verder wordt uitgebreid in zogenaamde interreligieuze samenwerking. Ook hier wordt in eerste instantie gezocht naar een gemeenschappelijk basis op grond van overeenkomsten in leringen en praktijk, om zo door te groeien naar meer eenheid. Het ultieme doel is dan de vorming van een wereldwijde religie waar iedereen in de wereld in past.

Albert Pike

Albert Pike, de leider van de vrijmetselarij in de 19e eeuw laat in zijn brief aan Mazinni uit 1871, het wereldgebeuren uitlopen op het feit dat er een einde komt aan, zowel het atheïsme, als ook het christendom, en vervangen wordt door deze wereldreligie.

(http://libertyforlife.com/nwo/albert_pike.htm)

Veel van de initiatieven op gebied van eenheid, moeten geplaatst worden in dit kader. Het zal voor een echte kenner van de bijbel duidelijk moeten zijn dat dit ontwikkelingen zijn, die meer te maken hebben met de komst van de Antichrist, ofwel de mens van de wetteloosheid (2 Thessalonicenzen 2:1-4), dan met ware eenheid in Christus. Wat binnen dit soort ontwikkelingen geen plaats meer mag hebben is de prediking van het evangelie van Jezus Christus, we geloven immers ten diepste dan toch in dezelfde god? Je ziet dan ook de stemmen steeds duidelijker worden dat we joden of verdwaalde katholieken, om maar een paar voorbeelden te noemen, niet meer lastig mogen vallen met het evangelie. De bijbelse stelling dat Jezus Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven is en dat er buiten Hem om geen weg is naar God (Johannes 14:6 (vgl. Handelingen 4:12)), mag niet meer verkondigd worden. De katholieke en Joodse leer van de rechtvaardiging op grond van werken, mag niet meer geadresseerd worden. Het reformatorische ‘Sola Vide’ en ‘Sola Scriptura’ mag niet meer worden gezien als basiswaarheid van Christelijk belijden.

Het moge duidelijk zijn dat ontwikkelingen in deze richting eerder bestreden dan aangemoedigd moeten worden en niet gezien mogen worden als bijbels streven naar eenheid.

Het zwaard dat scheiding brengt

In Mattheus 10 :34-39 vinden we zelfs een uitspraak van Jezus, die veeleer duidt op scheiding, dan op eenheid:

  1. Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.
  2. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder;
  3. en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden
  4. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig;
  5. en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig.
  6. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.

Hier is duidelijk aangegeven dat het evangelie eerder strijd met zich meebrengt, dan vrede, er is hier sprake van verstoring binnen familieverbanden. Dit is wereldwijd ook duidelijk te zien als geboren moslims of orthodoxe joden tot geloof in Jezus Christus komen. Op zijn best worden ze uit de familie verstoten, maar vaak zijn de gevolgen ernstiger.

In het genoemde gedeelte wordt gerefereerd aan een zwaard dat scheiding brengt, deze thematiek vind je ook op andere plekken in de bijbel terug. In Hebreeën 4 :12-13 vinden we de volgende tekst:

  1. Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten;
  2. en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.

Ook hier zie je dat het woord van God scheiding maakt. Het streven naar eenheid moet dan ook getoetst worden aan dit soort teksten.

Conclusie

Het is belangrijk dat we begrijpen dat scheiding, als dit te maken heeft met de fundamentele waarheden van het evangelie, niet gezien moet worden als onwenselijk, maar eerder gezien moeten worden als een bijbelse opdracht. Het streven naar eenheid, wat we vaak tegen komen in de verschillende kerken, moet dan ook als onwenselijk worden beschouwd, als de waarheid van het woord van God in het geding is.

Natuurlijk is het zo dat onderlinge liefde en respect leidt tot een toename van eenheid, en als zodanig ook nagestreefd moet worden. We mogen niet toestaan dat we van elkaar gescheiden worden op basis van kleinigheden. Er is duidelijk in de bijbel een oproep tot eenheid terug te vinden, wat ook blijkt uit een aantal van de eerder aangehaalde teksten.
Echter is prioriteit nummer één niet eenheid maar waarheid, geen compromis maar heiligheid, ook in de onderlinge verhoudingen. We moeten dan ook niet bang zijn om anders te willen zijn dan anderen.

Ik hoop met dit artikel een zinvolle bijdrage te hebben geleverd in de toenemende discussie rondom de roep om eenheid, die ik steeds vaker lijk tegen te komen binnen onze kerken.

Gods zegen!

Dirk Hiemstra